In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 22 juni 2021. Belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, maar het Hof had het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de betaling van het griffierecht door overmacht niet tijdig was bijgeschreven op de bankrekening van het Hof, als gevolg van haar psychische problemen en een misverstand met haar echtgenoot over de betaling. Het Hof heeft het verzet behandeld op 12 oktober 2021, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door een vertegenwoordiger.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het griffierecht inderdaad niet was betaald en dat er geen gronden waren om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Het Hof oordeelde dat het misverstand tussen belanghebbende en haar man, waarbij beiden dachten dat de ander de betaling zou doen, geheel in de risicosfeer van belanghebbende lag. Daarom heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.