ECLI:NL:GHARL:2021:10695

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
200.289.826/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie en draagkracht in echtscheidingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de draagkracht van de ouders na hun echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 11 november 2020, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 165,- per kind per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had verzocht om bevestiging van deze beschikking.

Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2020 een netto besteedbaar inkomen had van € 3.033,- per maand, dat in 2021 steeg naar € 3.166,- per maand. De vrouw ontving tot maart 2021 een bijstandsuitkering en had daarna een inkomen uit huurinkomsten van € 550,- per maand. Het hof heeft de draagkracht van de vrouw vastgesteld op de minimale draagkracht van € 50,- voor twee of meer kinderen, wat resulteert in € 12,50 per kind per maand.

De gezamenlijke draagkracht van de ouders was in 2020 € 165,50 per kind per maand en in 2021 € 177,50 per kind per maand, wat onvoldoende was om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het hof heeft de kinderalimentatie verlaagd naar € 144,- per kind per maand voor 2020 en € 152,- per kind per maand voor 2021. De vrouw hoeft het eventueel te veel ontvangen bedrag niet terug te betalen aan de man. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.289.826
(zaaknummer rechtbank Gelderland 373852)
beschikking van 18 november 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W. Vahl te Barneveld,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C. Luis Fula te Kampen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor de procedure in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 11 februari 2021;
  • het verweerschrift met producties;
  • een brief van mr. Vahl van 24 september 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Luis Fula van 27 september 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Vahl van 28 september 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de man en zijn advocaat;
  • de vrouw en zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Bij de (in zoverre onbestreden) beschikking van 11 november 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van die beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 te [plaats2] ,
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2010 te [plaats2] , en
  • [de minderjarige4] , geboren [in] 2018 te [plaats2] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, op verzoek van de vrouw de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) met ingang van 16 juli 2020 bepaald op € 165,- per kind per maand.
4.2
De man is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de kinderalimentatie, meer specifiek op de draagkracht van partijen.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de vrouw om kinderalimentatie alsnog af te wijzen en
primairde kinderalimentatie op nihil te stellen of
subsidiairde kinderalimentatie vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep van de man ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw, door haar begroot op € 644,-.

5.De overwegingen voor de beslissing

Ingangsdatum
5.1
Tegen de ingangsdatum zijn geen grieven gericht, zodat het hof net als de rechtbank 16 juli 2020 als ingangsdatum hanteert. Op die datum heeft de vrouw haar verzoekschrift bij de rechtbank ingediend.
Behoefte kinderen
5.2
De door de vrouw berekende behoefte van de kinderen van € 209,- per kind per maand in 2020 is niet in geschil en staat daarmee vast. Gelet op de wettelijke indexering bedraagt deze behoefte met ingang van 1 januari 2021 afgerond € 215,- per kind per maand.
Draagkracht van de man
5.3
De draagkracht van de man is in geschil. Het hof zal de berekeningen van de draagkracht van de man aan deze beschikking hechten en tot uitgangspunt nemen. Het hof bespreekt hierna alleen die uitgangspunten waarover partijen van mening verschillen.
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat het netto besteedbaar inkomen van de man in 2020 € 3.033,- per maand bedroeg, zoals berekend door de vrouw.
5.5
Uit de door de man overgelegde salarisspecificatie van augustus 2021 blijkt dat het inkomen van de man in 2021 is gestegen. Het hof heeft het netto besteedbaar inkomen van de man voor 2021 berekend op basis van het op die salarisspecificatie vermelde brutoloon, met aftrek van de daarop vermelde premies. Het hof ziet geen aanleiding om rekening te houden met de zaterdagvergoeding en eenmalige uitkering die op de salarisspecificatie bij de cumulatieven staan vermeld, gelet op het incidentele karakter van deze inkomsten. Uit de aangehechte berekening volgt dat het netto besteedbaar inkomen van de man in 2021 € 3.166,- per maand bedraagt.
5.6
Bij de berekening van de draagkracht van de man houdt het hof rekening met een maandelijkse aflossing van € 275,- op de lening bij Van Veldhuizen. Dit betreft een huwelijkse schuld waarvoor partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn en tussen partijen is niet langer in geschil dat de man ook daadwerkelijk met € 275,- per maand aflost op zijn aandeel in deze schuld.
Het hof houdt geen rekening met de door de man gestelde aflossing van € 208,33 per maand op een lening bij zijn broer. De man voert aan dat hij deze lening heeft moeten afsluiten in verband met de kosten voor herinrichting dan wel opstartkosten nadat hij de woning van partijen heeft verlaten. De vrouw heeft de noodzaak hiervan echter gemotiveerd betwist. In het licht van die betwisting heeft de man onvoldoende onderbouwd dat sprake is van noodzakelijke lasten die prevaleren boven de verplichting van de man tot het betalen van kinderalimentatie.
De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat ook rekening moet worden gehouden met aflossing op een lening bij zijn werkgever. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat daarvan niet langer sprake is. Het hof begrijpt dat de man dat deel van zijn grief niet langer handhaaft.
5.7
Uit de aangehechte berekeningen volgt dat de draagkracht van de man in 2020 € 611,-per maand of afgerond € 153,- per kind per maand bedroeg en in 2021 € 659,- per maand of afgerond € 165,- per kind per maand.
Draagkracht van de vrouw
5.8
De draagkracht van de vrouw is in geschil. De vrouw ontving tot 1 maart 2021 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. In het Rapport Alimentatienormen wordt aanbevolen om geen draagkracht aan te nemen bij de verzorgende ouder die een bijstandsuitkering ontvangt, omdat dit ertoe leidt dat de verhaalsmogelijkheid van de gemeente wordt beperkt. Het hof gaat echter in dit geval uit van de minimale draagkracht van € 50,- voor twee of meer kinderen. De vrouw is zelf in haar berekening in eerste aanleg ook uitgegaan van deze minimale draagkracht en de bijstandsuitkering van de vrouw is inmiddels geëindigd, zodat van bijstandsverhaal geen sprake meer kan zijn.
Na 1 maart 2021 bestaat het inkomen van de vrouw uit huurinkomsten van € 550,- per maand en kindgebonden budget. Dit is een inkomen op bijstandsniveau. Het hof gaat gelet hierop – overeenkomstig de aanbevelingen uit het Rapport Alimentatienormen – uit van de minimale draagkracht van € 50,- voor twee of meer kinderen. Het hof ziet geen aanleiding om uit te gaan van een fictief inkomen ter hoogte van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat de vrouw in staat moet worden geacht een zodanig inkomen te verwerven dat zij met een hoger bedrag dan de minimale draagkracht kan bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Daarbij acht het hof mede van belang dat de gemeente de vrouw in het kader van haar bijstandsuitkering ontheffing had verleend van de verplichtingen gericht op haar arbeidsinschakeling tot het jongste kind de leeftijd van 5 jaar heeft bereikt.
5.9
Verdeeld over de vier kinderen van partijen bedraagt de draagkracht van de vrouw (€ 50,- / 4 =) € 12,50 per kind per maand.
Totale draagkracht
5.1
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt in 2020 € 165,50 per kind per maand en in 2021 € 177,50 per kind per maand. Dit is onvoldoende om in de behoefte van de kinderen te voldoen. Daarom kan een draagkrachtvergelijking achterwege blijven.
Vermindering met de zorgkorting
5.11
De kosten van de verdeling van de zorg worden in aanmerking genomen als een percentage van de behoefte, de zorgkorting. Het percentage van de zorgkorting is afhankelijk van de frequentie van de zorg. Tussen partijen is niet langer in geschil dat op het aandeel van de man in de kosten van de kinderen een zorgkorting van 15 % in mindering moet worden gebracht. Die zorgkorting bedraagt in 2020 (€ 209,- * 15 % =) afgerond € 31,- per kind per maand en in 2021 (€ 215,- * 15 % =) afgerond € 32,- per kind per maand.
5.12
Partijen hebben samen niet genoeg draagkracht om in de totale behoefte van de kinderen te voorzien. Het tekort moeten zij ieder voor de helft dragen en daarom zal het hof de zorgkorting niet volledig in mindering brengen op de bijdrage van de man.
Het tekort bedroeg in 2020 (€ 209,- – € 165,50) € 43,50 per kind per maand en in 2021 (€ 215,- – € 177,50 =) € 37,50 per kind per maand. De helft van het tekort (afgerond € 22,- in 2020 en € 19,- in 2021) wordt afgetrokken van de zorgkorting. Het restant van de zorgkorting wordt afgetrokken van het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Deze bijdrage bedraagt gelet hierop:
  • in 2020: € 153,- – (€ 31,- – € 22,-) = € 144,- per kind per maand; en
  • in 2021: € 165,- – (€ 32,- – € 19,-) = € 152,- per kind per maand.
Terugbetalingsverplichting
5.13
Het hof komt tot een lager bedrag aan kinderalimentatie dan de rechtbank heeft vastgesteld en de man in de afgelopen periode heeft voldaan. Het hof is van oordeel dat van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij het te veel ontvangene aan de man terugbetaalt, gezien het lage inkomen van de vrouw en het gegeven dat kinderalimentatie van maand tot maand pleegt te worden verbruikt. Het bedrag dat de man heeft voldaan was bovendien niet hoger dan de behoefte van de kinderen.
Proceskosten
5.14
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren. Nu de grief van de man gedeeltelijk slaagt, ziet het hof geen aanleiding voor de door de vrouw verzochte proceskostenveroordeling.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, slaagt de grief deels. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover deze ziet op de kinderalimentatie en beslissen als volgt.

7.Aanhechten draagkrachtberekeningen

Het hof heeft berekeningen van de draagkracht van de man gemaakt. Een gewaarmerkt exemplaar van deze berekeningen is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 november 2020 voor deze ziet op de kinderalimentatie en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] zal betalen:
  • met ingang van 16 juli 2020: € 144,- per kind per maand, en
  • met ingang van 1 januari 2021: € 152,- per kind per maand,
de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw over de periode van 16 juli 2020 tot heden eventueel te veel ontvangen kinderalimentatie niet aan de man hoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.G. Idsardi en E. de Boer, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 18 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffie
r.