ECLI:NL:GHARL:2021:10683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
21-001735-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstallen en gekwalificeerde inbraak met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor vier winkeldiefstallen en een gekwalificeerde inbraak, waarbij hij een gevangenisstraf van zes maanden had gekregen, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf heeft gevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een andere zaak de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, en dat een nieuwe detentie dit traject zou doorkruisen. Daarom heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 80,50 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, en heeft de verdachte in zijn strafbaarheid bevestigd, gezien zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001735-20
Uitspraak d.d.: 8 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-047689-20 en 18-016555-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 18-820335-16,
05-096905-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] ,
Thans gedetineerd te P.I. Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring,
  • vernietiging van het vonnis ten aanzien van de strafoplegging,
  • veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren,
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 80,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel,
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 18-820335-16 en 05-096905-15.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.W. van der Zee, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 13 mei 2020 ter zake van vier diefstallen en een gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 80,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Tot slot heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van gevangenisstraffen van 1 maand en 8 weken, verdachte respectievelijk opgelegd bij vonnissen van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 19 februari 2016 (parketnummer 05-096905-15) en de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 januari 2017 (parketnummer 18-820335-16).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-047689-20:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te [plaats1] een blikje Cola Beerenburg en/of een blikje Vieux Cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes Mixdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 16 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes mixdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes mixdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak met parketnummer 18-016555-20:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te [plaats2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een fles Berenburg, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat / die weg te nemen geldbedrag en/of fles Berenburg onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging zaak met parketnummer 18-016555-20

De raadsvrouw heeft met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-016555-20 tenlastegelegde vrijspraak van het tenlastegelegde geldbedrag bepleit, omdat uit de aangifte niet blijkt van diefstal van geld.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter zitting van de politierechter verklaard dat hij samen met een ander heeft ingebroken in de [benadeelde partij] en dat ze geld hebben meegenomen.
Op 11 oktober 2019 heeft de eigenaar van de [benadeelde partij] aangifte gedaan van diefstal. In de aangifte wordt geen melding gemaakt van diefstal van geld.
Op 17 december 2019 is de eigenaar van de [benadeelde partij] aanvullend (telefonisch) gehoord. Hij heeft toen verklaard dat er een geldbedrag van ongeveer € 120,- uit de geldlade van de gokautomaat is weggenomen (pagina’s 4 en 28 van het onderzoeksdossier).
Gelet op deze verklaringen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander, behalve een fles Beerenburg, ook een geldbedrag heeft weggenomen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-047689-20 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-016555-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-047689-20:
1.
hij op 20 februari 2020 te [plaats1] een blikje Cola Beerenburg en een blikje Vieux Cola, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 15 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes Mixdrank, die aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 16 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes mixdrank, die aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 20 februari 2020 te [plaats1] een aantal blikjes mixdrank, die aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [naam2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak met parketnummer 18-016555-20:
hij op 11 oktober 2019 te [plaats2] tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag en een fles Beerenburg, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-047689-20 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert telkens op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-016555-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan diefstal van mixdrankjes bij de [naam2] . Daarnaast heeft verdachte met een ander ingebroken in een bar en een fles sterke drank en geld uit een gokautomaat meegenomen. Dergelijke feiten zijn een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers en bedrijfseigenaren hinder en schade oplevert. Verdachte heeft bovendien een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2021 is gebleken dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, onder meer - meermaals - tot de ISD-maatregel. Bovendien liep verdachte nog in twee proeftijden van eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen. Kennelijk hebben zowel deze straffen als de dreiging van die voorwaardelijke straffen hem er niet van weerhouden om door te gaan met het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten, die voor hem een levensstijl lijken te zijn geworden.
De raadsvrouw heeft oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, die gelijk is aan het voorarrest.
Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in beginsel, mede vanwege verdachtes strafblad, een passende en geboden straf. Echter, uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte op 12 oktober 2021 (voor de vierde maal) de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Een nieuwe detentie zal dit traject ongewenst doorkruisen. Daarom zal het hof verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Deze straf dient ook als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte, zodra hij vrijkomt, opnieuw in de fout gaat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 80,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De vordering is van de zijde van verdachte niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-016555-20 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 80,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 2 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met een proeftijd van 3 jaren, parketnummer 18-820335-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging, gelijk de advocaat generaal ter terechtzitting heeft gevorderd, door het hof worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 9 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, parketnummer 05-096905-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging, gelijk de advocaat generaal ter terechtzitting heeft gevorderd, worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-047689-20 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-016555-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-047689-20 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-016555-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-016555-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 80,50 (tachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-016555-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 80,50 (tachtig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 1 mei 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 januari 2017, parketnummer 18-820335-16, voorwaardelijk opgelegde 8 weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 1 mei 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 9 februari 2016, parketnummer 05-096905-15, voorwaardelijk opgelegde 1 maand gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 8 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.