ECLI:NL:GHARL:2021:10680

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
21-000864-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 10 juli 2019. Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een nieuwe strafoplegging. De verdachte had in de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 hennep geteeld en elektriciteit gestolen voor zijn kwekerij. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn gezondheid en eerdere veroordelingen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000864-20
Uitspraak d.d.: 8 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 juli 2019 met parketnummer 18-223515-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 oktober 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en veroordeling ter zake van deze feiten tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.TH. van Jaarsveld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte, voor zover hier van belang, bij vonnis van 10 juli 2019 ter zake van hennepteelt en diefstal van elektriciteit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5864 gram hennep en/of ongeveer 150, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, stroom toebehorende aan [naam] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5864 gram hennep en ongeveer 150, hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, stroom toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de periode van 15 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 hennep geteeld. Verdachte is tot hennepteelt overgegaan vanwege het daarmee gepaard gaande beoogde geldelijk gewin. Verdachte wilde met de opbrengst (een deel van) zijn schulden afbetalen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2021. Daaruit is gebleken dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld. Het betreft echter oude documentatie, die niet bij de strafoplegging zal worden betrokken.
Het hof heeft ook acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waaruit blijkt dat in het geval van een hennepkwekerij met een omvang van 100 – 500 hennepplanten een taakstraf van 120 uren gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand passend wordt geacht. De diefstal van elektriciteit is bij dit oriëntatiepunt niet betrokken.
In de onderhavige zaak is op 5 oktober 2017 een strafbeschikking uitgevaardigd. De officier van justitie heeft verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd. Uit de stukken volgt dat 8 uren van deze straf zijn geëxecuteerd en dat het traject daarna is beëindigd. Verdachte heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat hij vanwege zijn slechte gezondheid niet in staat was de taakstraf volledig te verrichten. Hij heeft in de onderhavige zaak verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met zijn gezondheid en zijn overige ter zitting geschetste persoonlijke omstandigheden.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon en de fysieke gesteldheid van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf van 100 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 5 oktober 2017 onder CJIB-nummer 3132542003080030.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 8 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.