Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002718-20
Uitspraak d.d.: 3 februari 2021
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 juli 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-051259-19 en 16-138952-20, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2021, welk onderzoek is aangewezen voor het houden van een regiezitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van de appelschriftuur, ingediend namens verdachte, en het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. W. Bouwman, advocate te Amsterdam, naar voren is gebracht.
De door de verdediging ingediende verzoeken
Verdachte is op 29 juli 2020 veroordeeld door de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. Tegen voormeld vonnis is namens verdachte hoger beroep ingesteld op 10 augustus 2020. Door de verdediging zijn bij appelschriftuur van 24 augustus 2020 de navolgende onderzoekswensen kenbaar gemaakt.
A. Het laten verrichten van een contra-expertise door dhr. [naam1]
B. Het laten verrichten van een reconstructie
C. Het opvragen van camerabeelden
D. Het opvragen van de mastgegevens van het telefoonnummer eindigend op * [0000]
E. Het horen van de getuigen [getuige1] , [getuige2] en [getuige3]
Voorts heeft de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte gedaan.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof aan de hand van zijn op voorhand op schrift gestelde standpunt betoogd dat de door de verdediging geformuleerde onderzoekswensen A, B, C, D en E primair dienen te worden afgewezen.
De advocaat-generaal heeft subsidiair betoogd ten aanzien van onderzoekswens D, dat de politie gevraagd kan worden om alsnog de verkeersgegevens te onderzoeken op het aanstralen van masten in [plaats] en ten aanzien van onderzoekswens E dat de vragen van de verdediging ten aanzien van getuige [getuige3] beantwoord kunnen worden in een aanvullend proces-verbaal.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis betoogd dat beide verzoeken dienen te worden afgewezen.
De advocaat-generaal heeft voorts medegedeeld, mocht het hof overgaan tot het horen van een of meer getuigen, er geen bezwaar tegen te hebben dat de verhoren plaatsvinden door een (gedelegeerd) raadsheer-commissaris.
Beoordeling van de verzoeken
ad. A. Het laten verrichten van een contra-expertise door dhr. [naam1]
Het verzoek tot het verrichten van contra-expertise door dhr. [naam1] wordt afgewezen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken. De onderzoekresultaten van het NFI zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat geen vraagtekens hoeven te worden geplaatst bij de deskundigheid van het NFI. De door de verdediging naar voren gebrachte kritiek van de heer [naam1] is slechts gebaseerd op kennisname van het NFI rapport en doet, naar het oordeel van het hof, aan de betrouwbaarheid van de inhoud ervan niet af.
Het hof wijst het verzoek van de verdediging om een contra-expertise naar aanleiding van het NFI-rapport d.d. 26 november 2019, opgesteld door ing. [naam2] door de heer [naam1] af. Nog afgezien van het feit dat de heer [naam1] niet als deskundige is opgenomen in het NRGD, is zijn kritiek op het NFI rapport onvoldoende om zodanig afbreuk te doen aan de betrouwbaarheid van genoemd rapport dat een contra-expertise noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat het verzoek in het licht van de inhoud van het strafdossier onvoldoende concreet is onderbouwd. Het hof is evenmin ambtshalve van de noodzaak van een contra-expertise gebleken.
ad. B. Het laten verrichten van een reconstructie
Het verzoek tot het verrichten van een reconstructie wordt afgewezen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken. Door middel van een reconstructie in de woning wenst verdachte te laten zien, onderzoeken of aantonen dat zijn lezing van het scenario berust op de waarheid.
Het hof is van oordeel dat het verrichten van een reconstructie in de woning niet kan bijdragen aan de beantwoording van de vraag welk scenario betrouwbaar(der) is. Daar komt bij dat verdachte zich, in zijn verklaring, buiten de woning plaatst. Tevens kan naar het oordeel van het hof een reconstructie niet de betrouwbaarheid van de feitelijke handelingen aantonen. Niet nader is aangeduid op welk(e) feitelijk(e) aspect(en) een te houden reconstructie zich zou moeten richten.
Het hof
wijst afhet verzoek tot het uitvoeren van een reconstructie, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
ad. C. Het opvragen van camerabeelden
Het hof
wijst toehet verzoek tot het opvragen van de camerabeelden van 1 maart 2019 van [naam3] , gelegen aan de [adres] te [plaats] , en stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal, opdat de politie nagaat of voornoemde camerabeelden nog beschikbaar zijn. De resultaten hiervan ziet het hof gaarne vastgelegd bij proces-verbaal.
ad. D. Het opvragen van de mastgegevens van het telefoonnummer eindigend op * [0000]
Het hof
wijst toehet verzoek tot het opvragen van de mastgegevens van het telefoonnummer eindigend op * [0000] , en stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal, opdat de politie nagaat of de provider(s) nog over de verkeersgegevens op het aanstralen van de masten in [plaats] van voormeld telefoonnummer beschikken in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 1 augustus 2019. Ook de resultaten hiervan ziet het hof gaarne bij proces-verbaal vastgelegd.
ad. E. Het horen van de getuigen [getuige1] , [getuige2] en [getuige3]
Het hof stelt vast dat de appelschriftuur tijdig is ingediend waardoor de verzoeken in beginsel dienen te worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang.
De verdediging wenst [getuige1] te horen omtrent de aangehouden medeverdachte [getuige2] en de vermeende samenwerking tussen cliënt en deze getuige.
Het hof
wijst afhet verzoek tot het horen van getuige [getuige1] , nu verdachte hierdoor niet wordt geschaad in zijn verdediging. Immers, voornoemde getuige is reeds in aanwezigheid van de verdediging op 27 november 2019 in eerste aanleg door de rechter gehoord en de verdediging heeft daarbij alle gelegenheid gehad de getuige te bevragen en heeft van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt. De thans door de verdediging aangevoerde argumenten om deze getuige opnieuw te horen zijn onvoldoende onderbouwd met nieuwe feiten en omstandigheden en ook overigens onvoldoende redengevend.
Het hof
wijst toehet verzoek tot het horen van getuigen [getuige2] en [getuige3] . In het licht van de onderbouwing van het verzoek acht het hof het van belang om voornoemde getuigen, nu zij nog niet gehoord zijn in de zaak van verdachte, te horen ter terechtzitting zodat de verdediging in de gelegenheid gesteld wordt de getuigen te bevragen.
Kleurenfoto’s forensisch onderzoek
Naast het oordeel over de onderzoekswensen van de verdediging zal het hof tevens ambtshalve bepalen dat de kleurenfoto's van het forensisch onderzoek toegevoegd worden aan het dossier en verstrekt worden aan het hof en de raadsvrouw van verdachte.
Voortgang van de behandeling van de zaak
Om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen, uit te voeren door de politie, naar verwachting niet binnen een maand zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst voor bepaalde tijd.