ECLI:NL:GHARL:2021:1056

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
21-001031-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 20 januari 2021, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, heeft gevorderd. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw heeft gepleit voor een matiging van de straf.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van november 2017 tot en met 25 juli 2018 opzettelijk 358 hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan deze feiten, die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en leiden tot andere vormen van criminaliteit. Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen, gezien de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001031-19
Uitspraak d.d.: 3 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2019 met parketnummer 18-198961-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde onder 1 en 2 tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. W. Koopmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 12 februari 2019 veroordeeld ter zake van het hem tenlastegelegde onder 1 en 2 tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode november 2017 tot en met 25 juli 2018, althans op 25 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ), een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 358 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode november 2017 tot en met 25 juli 2018, althans op 25 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , elektriciteit, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode november 2017 tot en met 25 juli 2018, te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van 358 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode november 2017 tot en met 25 juli 2018, te [plaats] , elektriciteit dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht de opgelegde taakstraf te matigen, dan wel een groot gedeelte voorwaardelijk op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop en het ontbreken van relevante justitiële documentatie.
Oordeel hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het telen van een aanzienlijke hoeveelheid (358) hennepplanten. Hij heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd en zonder dat hiervoor door de verdachte werd betaald, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden. Verder veroorzaken dergelijke illegale elektriciteitsvoorzieningen in het algemeen gevaar voor omwonenden, doordat ze de kans op kortsluiting of brand aanzienlijk vergroten.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het telen van hoeveelheden van 100 tot 500 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin worden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf van 120 uren genoemd. Deze oriëntatiepunten zien alleen op de teelt van hennep, niet tevens op de diefstal van elektriciteit ten behoeve daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 december 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en ook sinds onderhavig feit niet meer voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking geweest. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke (gevangenis)straf niet passend is.
Het hof ziet geen aanleiding gevolgen te verbinden aan het tijdsverloop bij de behandeling van de zaak, nu deze heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Naar het oordeel van het hof heeft de politierechter bij de oplegging van de straf in eerste aanleg voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het hof zal derhalve de opgelegde taakstraf in eerste aanleg niet matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 3 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.