In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor meineed, gepleegd als getuige ter terechtzitting op 6 juni 2017. De politierechter had een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd voor wat betreft de strafoplegging. Het hof oordeelde dat de politierechter op juiste gronden had beslist, maar dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om een andere straf op te leggen.
De verdachte had zijn proceshouding gewijzigd en excuses aangeboden voor zijn eerdere verklaring. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een periode van verslaving en zijn recente rehabilitatie. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die 17 maanden bedroeg, besloot het hof de straf te matigen. Uiteindelijk werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof benadrukte dat deze straf als een waarschuwing moet dienen voor de toekomst.
De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gewijzigde omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter voor het overige, maar paste de strafoplegging aan.