ECLI:NL:GHARL:2021:10540

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
21-004497-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met misdrijf tegen het leven en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal. De bedreiging vond plaats op 4 april 2018, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit richting de kinderen van aangeefster [naam1]. Het hof oordeelt dat de uitlatingen van de verdachte, gezien de context, een bedreigend karakter hebben en voldoende vrees hebben gewekt bij de aangeefster. De verdachte heeft ook op 14 april 2018 tandpasta gestolen uit een winkel, wat als diefstal is gekwalificeerd.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand onvoorwaardelijk, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychotische problemen, heeft het hof besloten om een taakstraf van 40 uren op te leggen, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in overweging genomen bij de strafoplegging. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004497-19
Uitspraak d.d.: 4 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 13 augustus 2019 met parketnummer 18-820185-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging en de onder feit 2 primair tenlastegelegde diefstal, tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken onvoorwaardelijk. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. S.G. Broekstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 13 augustus 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging en de onder feit 2 primair tenlastegelegde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstaf voor de duur van 1 maand onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2018 te [plaats] (de kinderen van) [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom naar [plaats] en zoek jou op en ga je kinderen wat aan doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tandpasta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2018 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen tandpasta, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zich naar die winkel heeft begeven en/of tandpasta uit de winkelvoorraad heeft gepakt en/of tandpasta onder/in zijn kleding heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte de tenlastegelegde woorden weliswaar heeft geuit, maar dat dit geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Aangeefster [naam1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte haar via de telefoon heeft gezegd dat hij naar [plaats] zou komen en haar kinderen wat zou gaan aandoen. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat verdachte telefonisch met aangeefster heeft gesproken en dat hij hierbij heeft gesproken over de kinderen van aangeefster. Aangeefster heeft na het telefoongesprek met verdachte aan getuige [getuige1] verteld dat verdachte had gezegd dat hij de kinderen van aangeefster wat zou aandoen.
Het hof stelt derhalve vast dat verdachte de woorden zoals opgenomen in de tenlastelegging heeft gebezigd, te weten "Ik kom naar [plaats] en zoek jou op en ga je kinderen wat aan doen".
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Van een bedreiging in strafrechtelijke zin is naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad sprake, indien de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. Niet is vereist dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, is gericht tegen de bedreigde persoon zelf.
Het hof is van oordeel dat de uitlating van verdachte onder zodanige omstandigheden is geschied, dat zij, bezien in de context waarin de uitlating is gedaan, aan die uitlating een bedreigend karakter geven. Met betrekking tot de omstandigheden waaronder de uitlating is gedaan overweegt het hof als volgt.
Op 4 april 2018 heeft verdachte meerdere keren gebeld naar de huisartsenpraktijk waar aangeefster [naam1] werkzaam is. Volgens aangeefster heeft verdachte tijdens een van deze telefoongesprekken geroepen dat hij zijn moeder een kogel door de kop zou jagen en dat hij naar [plaats] zou komen om de kinderen van aangeefster wat aan te doen. Een collega van aangeefster, getuige [getuige1] , heeft gehoord dat verdachte over de kinderen van aangeefster sprak toen hij met aangeefster belde. Verdachte heeft op dezelfde dag ook telefonisch contact gehad met getuige [getuige1] . [getuige1] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij naar de huisartsenpraktijk zou komen om haar een kogel door de kop te schieten.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte op 4 april 2018 heeft gedreigd om zowel zijn moeder als getuige [getuige1] van het leven te beroven, is de tenlastegelegde uitlating van verdachte, die hij op dezelfde dag en – in het geval van de bedreiging die betrekking heeft op zijn moeder – tijdens hetzelfde telefoongesprek heeft gedaan, geschikt om in redelijkheid vrees te doen ontstaan dat de kinderen van aangeefster door toedoen van verdachte het leven zouden kunnen verliezen. Uit de aangifte van [naam1] blijkt dat aangeefster zich ook daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat het incident er bij haar inhakte, dat het effect heeft gehad op haar gezinsleven en dat ze het incident ook met haar werkgever heeft besproken.
Het hof verwerpt – gelet op het voorgaande – de verweren van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 04 april 2018 te [plaats] (de kinderen van) [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom naar [plaats] en zoek jou op en ga je kinderen wat aan doen";
2. primair
hij op 14 april 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tandpasta, geheel toebehorende aan het winkelbedrijf [naam2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van aangeefster en hij heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij haar teweeggebracht.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers hinder en schade oplevert. Verdachte heeft bovendien inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde winkelier.
Het hof neemt bij de strafoplegging in het nadeel van verdachte in aanmerking dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 september 2021 vaker voor soortgelijke delicten onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit hetgeen namens verdachte ter terechtzitting van het hof van 21 oktober 2021 naar voren is gebracht, blijkt dat verdachte psychotische problemen heeft, waarvoor hij nu de juiste medicatie krijgt. Het lijkt inmiddels beter te gaan met verdachte, al bevindt deze positieve ontwikkeling zich nog in een prille fase. Het hof acht, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, oplegging van een taakstraf een passender afdoening dan oplegging van een gevangenisstraf.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, dient te worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A. Meester, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 4 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.