Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 6, ingekomen op 23 februari 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties 1 tot en met 4;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties 7 tot en met 39;
- een journaalbericht van mr. De Waal van 3 september 2021 met producties 40 en 41;
- een journaalbericht van mr. Waanders van 10 september 2021 met producties 5, 6 en 7;
- een mailbericht van mr. De Waal van 14 september 2021 met een brief van mr. De Waal van diezelfde datum.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 te [woonplaats1] .
4.Het geschil
a) van maandagochtend 07.00 uur tot woensdag 12.30 uur bij de man zijn;
5.De overwegingen voor de beslissing
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de man of de vrouw op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking werd gegeven.
na aftrek van de kinderbijslag. Die behoefte bestaat voor 70% uit verblijfsgebonden kosten (eten & drinken, energielasten etc.) en voor 30% uit verblijfsoverstijgende kosten. De totale verblijfsoverstijgende kosten bedragen naast de genoemde 30% van het aldus berekende eigen aandeel ook de kinderbijslag. Die totale kosten komen voor rekening van de vrouw en zij dient in verband daarmee te beschikken over het volledige bedrag van de kinderbijslag. Indien de man een deel van de kinderbijslag zou ontvangen, draagt hij minder dan zijn eigen aandeel in de kosten van de kinderen en draagt de vrouw meer dan zij zou moeten dragen.
6.De slotsom
7.De beslissing
- de Herfstvakantie in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader doorbrengen;
- de Kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader doorbrengen en in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder doorbrengen;
- de Voorjaarsvakantie in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder doorbrengen;
- de Meivakantie in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder doorbrengen en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader doorbrengen;
- Goede Vrijdag, tweede Paasdag en tweede Pinksterdag doorbrengen bij de ouder waar zij in het op die desbetreffende feestdag aansluitende weekend ook verblijven;
- de Zomervakantie de eerste drie weken bij de ene ouder en de andere drie weken bij andere ouder doorbrengen. Daarbij mag de vrouw in de even jaren en de man in de oneven jaren vòòr 1 februari aangeven of zij/hij de eerste of de tweede helft van de Zomervakantie de kinderen bij zich wil hebben. Indien de ouder op 1 februari nog geen keuze kenbaar heeft gemaakt dan geldt als basisregeling voor de Zomervakantie dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de even jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader doorbrengen;
- de verjaardag van een ouder doorbrengen bij de ouder die jarig is, na school tot en met de volgende dag naar school;
- Vaderdag bij de vader en Moederdag bij de moeder doorbrengen, vanaf zaterdagavond ervoor 19.00 uur tot maandag 7.00 uur;