ECLI:NL:GHARL:2021:10435

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
200.292.942
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van ouderschap na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van een zorgregeling tussen ouders na hun scheiding. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun twee kinderen, geboren in 2009 en 2012. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om wijziging van de zorgregeling, die eerder was vastgesteld door de rechtbank Gelderland. De rechtbank had in haar beschikking van 18 januari 2021, hersteld op 17 juni 2021, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen in een vierwekelijks schema bij de vader verblijven. De vader is het niet eens met deze regeling en verzoekt het hof om een gedetailleerdere regeling vast te stellen, terwijl de moeder een beperktere zorgregeling voorstaat.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2021 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders verstoord is, wat hen belemmert in het maken van afspraken over de zorgregeling. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling te herzien. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend bij de vader verblijven. Het hof heeft ook het belang van een hulpverleningstraject benadrukt om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.

De beslissing van het hof is dat de ouders zich moeten richten op het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding en dat zij in overleg met de kinderen afspraken moeten maken over de zorgregeling. De moeder heeft ook verzocht om de kinderen te horen, maar dit verzoek is afgewezen vanwege de jonge leeftijd en de autistische kenmerken van de oudste dochter. Het hof heeft de ouders aangespoord om deel te nemen aan het traject 'Ouderschap Blijft' om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.942
(zaaknummer rechtbank Gelderland 359408)
beschikking van 9 november 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.C.M. Wouda-van Velzen te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.C. Putters te Harderwijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), van 18 januari 2021, hersteld bij beschikking van 17 juni 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 april 2021;
  • een journaalbericht van mr. Wouda-van Velzen van 29 april 2021 met nadere stukken uit de eerste aanleg, tevens aanvullend verzoek,
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht van mr. Putters van 15 september 2021 met productie;
  • een journaalbericht van mr. Wouda-van Velzen van 30 september 2021 met producties.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 12 oktober 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 in [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats2] .
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen.
3.2.
De ouders hebben op 12 maart 2013 afspraken met elkaar gemaakt die zijn neergelegd in een ouderschapsplan, waaronder een zorgregeling. In de beschikking van 12 september 2013 heeft de rechtbank Gelderland de zorgregeling gewijzigd. Daarna hebben partijen in onderling overleg nog een aantal keer de zorgregeling gewijzigd. In de beschikking van 1 mei 2017 van de rechtbank Gelderland is aan de moeder vervangende toestemming verleend voor de verhuizing naar [plaats3] en is als gevolg daarvan de zorgregeling gewijzigd.
De procedure die tot de bestreden beschikking voerde is begonnen met een verzoek van de vader tot wijziging van deze zorgregeling. Gedurende de procedure in eerste aanleg is de moeder naar [woonplaats2] verhuisd, hetgeen mede aanleiding is geweest voor de rechtbank om over te gaan tot een aanpassing van de zorgregeling.
3.3.
[in] 2017 is [de minderjarige3] geboren, zoon van de vader en zijn partner.
3.4.
[in] 2019 is [de minderjarige4] geboren, zoon van de moeder en haar partner.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Tussen partijen zijn in hoger beroep in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende de kinderen en de informatie- en consultatieregeling.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank met wijziging van de beschikking van 1 mei 2017 een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in een vierwekelijks schema bij de vader verblijven:
  • week 1: van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school;
  • week 2: van donderdagmiddag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school;
  • week 3: van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school;
  • week 4: van donderdagmiddag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school;
  • waarbij de kinderen op schooldagen door de vader van school worden opgehaald en naar school worden gebracht en op niet schooldagen, dan wel bij de aanvang van een schoolvakantie door de moeder naar de vader worden gebracht en door de vader weer naar de moeder worden gebracht;
en een zeer gedetailleerde vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld die er, kort samengevat, op neerkomt dat de kinderen de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijven. Verder heeft de rechtbank een informatie- en consultatieregeling vastgesteld en het meer of anders verzochte afgewezen.
In de herstelbeschikking van 17 juni 2021 heeft de rechtbank met instemming van beide partijen een verbetering aangebracht in de vakantieregeling.
4.2.
De vader bestrijdt in dit hoger beroep de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. Hij wil dat het hof op een aantal punten een andere zorgregeling vaststelt.
4.3.
De moeder is het daarmee niet eens en voert verweer. De moeder is het ook niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling en verzoekt het hof een beperktere zorgregeling vast te stellen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd
5.2.
Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden is tussen partijen niet in geschil en op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam komen vast te staan. Het hof zal beoordelen welke zorgregeling op dit moment in het belang van de kinderen is.
5.3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de communicatie tussen partijen verstoord is en dat het hen niet lukt om in onderling overleg afspraken te maken over de concrete invulling van de zorgregeling. Om die reden wil de vader dat het hof een nog gedetailleerdere zorgregeling vaststelt. Uit de overwegingen hierna (rechtsoverweging 5.5 en volgende) blijkt dat het hof de vader niet volgt in zijn verzoeken. De rechtbank heeft al een zeer uitgebreide zorgregeling vastgesteld. Het is aan de ouders om hieraan samen verdere invulling te geven. Naar het oordeel van het hof gaat het te ver om een zorgregeling vast te stellen, waarbij voor alle situaties alles tot in detail wordt vastgelegd, zo dit al mogelijk zou (blijken te) zijn. De situatie van de kinderen verandert constant – zo gaat [de minderjarige1] binnen afzienbare tijd naar de middelbare school – en het is van groot belang dat de ouders het gesprek met elkaar aangaan over de gevolgen daarvan voor de zorgregeling. Om die reden is ter zitting de noodzaak van een hulpverleningstraject ter verbetering van de onderlinge communicatie besproken. De ouders zijn bereid gebleken om deel te nemen aan het traject ‘Ouderschap Blijft’. Het hof acht het van belang dat partijen zich tijdens het hulpverleningstraject richten op een verbetering van de onderlinge verstandhouding, waarbij zij in onderling overleg afspraken zullen moeten (gaan) maken over de verdere details van de zorgregeling. Het hof zal de zaak niet aanhouden, zoals door de vader is voorgesteld, maar een beslissing nemen, zodat er voor partijen een duidelijke regeling is die als basis dient voor het verdere onderlinge overleg.
5.4.
De moeder heeft in haar stukken en tijdens de zitting naar voren gebracht dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen worden gehoord. Het hof wijst dit verzoek van de moeder af. [de minderjarige1] is op dit moment nog geen 12 jaar en heeft autisme, waardoor het hof het op dit moment een te grote belasting voor [de minderjarige1] vindt om haar te horen. De ouders zullen ter verbetering van de onderlinge verstandhouding deelnemen aan het hulpverleningstraject ‘Ouderschap Blijft’. In dit traject kan ook (de mening van) [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) worden betrokken. Ook kunnen de ouders in dat traject verder met elkaar bespreken of, gezien de problematiek van de kinderen, verdere hulpverlening voor de kinderen nodig is.
5.5.
Vervolgens ligt nog de vraag voor of de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling op dit moment op enige punten aanpassing nodig heeft. Vast staat dat de kinderen op dit moment eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven. Het contactmoment in de tussengelegen week van donderdag na school tot vrijdag naar school hebben partijen in onderling overleg laten vervallen, omdat dit voor de kinderen erg onrustig was, de kinderen hier last van hadden en het voor de vader in verband met zijn werk niet goed haalbaar bleek. De vader verzoekt nu het contactmoment in de tussenliggende week te laten plaatsvinden van woensdag 15.00 uur tot donderdag naar school. De raad kon ter zitting geen duidelijk advies geven over deze doordeweekse contactmomenten. Enerzijds omdat het, zeker gezien de leeftijd van de kinderen, in hun belang is om regelmatig contact met de vader te hebben. Anderzijds geeft de problematiek van [de minderjarige1] als door partijen geschetst aanleiding op dit moment geen doordeweeks contactmoment van de kinderen met de vader te laten plaatsvinden.
Het hof stelt in zijn beoordeling voorop dat is gebleken dat een doordeweeks contactmoment erg onrustig was voor de kinderen en dat zij daarvan last hadden. De vader erkent dit ook. Verder speelt een rol dat [de minderjarige1] vanwege haar autisme veel behoefte heeft aan rust en duidelijkheid. Hoewel het in beginsel in het belang van kinderen is om op regelmatige basis contact met beide ouders te hebben, acht het hof het op dit moment niet in het belang van de kinderen een doordeweeks contactmoment te laten plaatsvinden. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook aanpassen. Het is aan de ouders om met behulp van ‘Ouderschap Blijft’ een goede basis te creëren en van daaruit in overleg met de kinderen afspraken te maken over een eventuele uitbreiding van de zorgregeling. Gebleken is dat de moeder hier ook voor open staat. Het hof heeft er dan ook vertrouwen in dat het partijen lukt om de kinderen en in het bijzonder de problemen van [de minderjarige1] centraal te stellen en de zorgregeling daarop waar nodig aan te passen.
De grief van de moeder slaagt en de tweede grief van de vader faalt.
5.6.
Verder heeft de vader gevraagd de haal- en brengregeling te wijzigen omdat dit volgens hem onvoldoende in balans is, waarbij de vader een onevenredig aandeel heeft in het halen en brengen van de kinderen. Het hof ziet in het standpunt van de vader echter geen aanleiding om de zorgregeling op dit punt te wijzigen. Op dit moment haalt de vader de kinderen op vrijdag op vanuit school en brengt hij hen op maandag weer naar school toe. In het voorstel van de vader zullen de kinderen op vrijdag na schooltijd eerst naar moeder moeten en van daaruit naar de vader. Dit zal voor de kinderen meer onrust opleveren en dit acht het hof niet in hun belang. Naar het oordeel van het hof weegt het belang van de kinderen in dit geval zwaarder. De eerste grief van de vader faalt dan ook.
5.7.
Daarnaast heeft de vader nog gevraagd een andere verdeling van de zomervakantie, de feestdagen en bijzondere dagen vast te stellen. Zoals hiervoor reeds overwogen ziet het hof geen aanleiding een zorgregeling op een nog groter detailniveau vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof biedt de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling op dit punt voldoende handvaten om van daaruit nadere afspraken te maken voor de komende jaren. Het is aan partijen om dit tijdens het traject bij ‘Ouderschap Blijft’ verder te bespreken. De grieven drie en zes van de vader falen.
5.8.
Ten slotte ligt het verzoek van de vader voor om een informatie- en consultatieplicht vast te stellen. Aangezien de rechtbank in de bestreden beschikking al een informatie- en consultatieregeling heeft vastgesteld en de vader het eens is met deze regeling, heeft de vader geen belang bij zijn verzoek. Het hof zal dit verzoek van de vader daarom afwijzen.
5.9.
De vader heeft zijn grieven vier en vijf ingetrokken, omdat daaraan in de herstelbeschikking tegemoet is gekomen, zodat deze grieven niet meer voorliggen.
6. De slotsom
in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven van de vader in het principaal hoger beroep en slaagt de grief van de moeder in het incidenteel hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het de reguliere zorgregeling betreft, beslissen als hierna te noemen en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 januari 2021, hersteld bij beschikking van 17 juni 2021, maar alleen voor zover het de beslissing onder 5.1 onder
reguliere vierwekelijkse schemabetreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 mei 2017 en stelt vast als onderdeel van de regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders betreffende [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 in [plaats1] , en [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats2] :
reguliere zorgregeling:de kinderen verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school bij de vader;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 januari 2021, hersteld bij beschikking van 17 juni 2021, voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, J.H. Lieber en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 9 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.