Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
woont bij de moeder. Tot de bestreden beschikking was de moeder alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
4.De omvang van het geschil
- vóór 15 juli 2020 is toegewerkt naar een halve dag (vier uur) omgang per week tussen [de minderjarige] en de vader, onder begeleiding van het Omgangshuis van [D] en (na overdracht) uiterlijk op 15 juli 2020 onder begeleiding van [E] en dat
- binnen het daaropvolgende halfjaar, dat betekent vóór 15 januari 2021, is toegewerkt naar een tweede halve dag (vier uur) omgang per week tussen [de minderjarige] en de vader, onder begeleiding van [E] .
5.De motivering van de beslissing
De vader geeft al vorm aan het gezag. Hij speelt een rol in het leven van [de minderjarige] , want er is wekelijks een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Eerst was dit een keer per week twee uur bij het omgangshuis [D] . Sinds juli 2020 is dit een keer per week vier uur bij de vader thuis onder begeleiding van een medewerker van [E] . Uit de informatie van de raad en van [D] blijkt dat de vader goed voor [de minderjarige] zorgt tijdens deze contacten. De vader kan het nog niet alleen, dus hij heeft wel begeleiding bij de zorgregeling nodig. De vader staat daar ook voor open. Hij wil het zo goed mogelijk doen voor [de minderjarige] . De ouders hebben samen met de begeleiders van de vader overleg met elkaar over zaken die er rondom [de minderjarige] spelen en geven op die manier ook samen vorm aan het gezag.