ECLI:NL:GHARL:2021:10346

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
200.290.625/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag na echtscheiding en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, na een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De moeder had verzocht om het eenhoofdig ouderlijk gezag over haar dochter [de minderjarige2], terwijl de vader, die niet de biologische vader is van [de minderjarige1], in hoger beroep ging tegen de eerdere beslissing van de rechtbank die het gezamenlijk gezag had beëindigd. De ouders zijn sinds 2011 gescheiden en de verstandhouding tussen hen is al jarenlang problematisch. Het hof heeft vastgesteld dat er geen basis voor vertrouwen is tussen de ouders, wat essentieel is voor gezamenlijk gezag. De vader heeft in het verleden de moeder bedreigd, wat de situatie verder heeft verslechterd. Het hof heeft ook overwogen dat de moeder de enige vertrouwde basis vormt voor [de minderjarige2] en dat het in haar belang is dat zij alleen het gezag uitoefent. De vader is goed geïnformeerd over het leven van [de minderjarige2], wat zijn betrokkenheid waarborgt, maar het hof oordeelt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het verzoek van de vader is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.625/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 165222, 171078 en 171389)
beschikking van 4 november 2021
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. S. van Oers te Nijmegen,
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.J. Broekhuizen-Termaat te Gorinchem.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 juni 2019, 4 maart 2020 en
18 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 18 februari 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 11 maart 2021;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 7 oktober 2021 met bijlage(n).
2.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 oktober 2021 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad was [naam1] aanwezig. Mr. Broekhuizen-Termaat heeft mede het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het hof heeft overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de ouders is [in] 2011 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren
[in] 2007, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2009.
3.3
De vader is niet de biologische vader van [de minderjarige1] , heeft hem erkend, maar is niet (meer) belast met het ouderlijk gezag over hem.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Dordrecht van 9 maart 2011 is het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige2] beëindigd en is de moeder met het eenhoofdig ouderlijk gezag belast. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van
5 september 2014 is deze beschikking gewijzigd en zijn de ouders belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige2] .
3.5
De vader heeft bij de rechtbank verzoeken ingediend. De moeder heeft de rechtbank (zelfstandig) verzocht haar (opnieuw) alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] . De raad heeft (in opdracht van de rechtbank bij (tussen) beschikkingen van 26 juni 2019 en
4 maart 2020) onderzoeken ingesteld naar (onder meer) het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] . Van die onderzoeken is rapport en advies uitgebracht op 13 januari 2020 en 22 oktober 2020. De raad heeft de rechtbank geadviseerd het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] . Bij de bestreden beschikking van
18 november 2020 is, voor zover hier van belang, en naar het hof begrijpt met wijziging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 5 september 2014, het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders over [de minderjarige2] beëindigd en is de moeder voortaan alleen met de uitoefening van het ouderlijk gezag belast.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
18 november 2020. De vader verzoekt, na intrekking ter zitting van zijn derde grief en daarbij behorend verzoek, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en alsnog het inleidend verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige2] af te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank en de gronden waarop die berust. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof, na eigen onderzoek, het eens is met de beslissing van de rechtbank en waarom er ook nu geen reden is om anders te beslissen.
5.2
Zoals ook door de rechtbank is overwogen is de verstandhouding tussen de ouders al jarenlang zeer moeizaam. Het wisselende gedrag van de vader in de richting van de moeder speelt hierin een grote rol. Weliswaar heeft hij daarvoor hulpverlening gezocht en na het afronden hiervan is het relatief rustig, maar tijdens het hulpverleningstraject, in de zomer van 2020, heeft hij de moeder nog bedreigd en gedreigd om [de minderjarige2] mee te nemen van voetbaltraining. Dit gebeurde terwijl de vader in het kader van het hulpverleningstraject op allerlei fronten begeleiding en ondersteuning had. Gelet op de (be)dreiging die desondanks op dat moment nog steeds van de vader uit ging naar zowel de moeder als naar [de minderjarige2] is voor het hof aannemelijk dat er -anders dan ten tijde van de beslissing over het gezag in 2014- geen basis voor vertrouwen (meer) is. Zonder vertrouwen is er geen basis voor gezamenlijke communicatie tussen de ouders, laat staan voor het nemen van gezamenlijke beslissingen, en zit [de minderjarige2] klem in het geval van gezamenlijk ouderlijk gezag. Dat was zo ten tijde van de bestreden beschikking en dat bleek onveranderd tijdens de zitting bij het hof. Mede gelet op de al jarenlang bestaande slechte verstandhouding tussen de ouders is naar het oordeel van het hof ook niet te verwachten dat dit op korte termijn zal verbeteren. Met belangrijke beslissingen in aantocht, zoals bijvoorbeeld de middelbare schoolkeuze, is er een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige2] als gevolg hiervan meer klem en verloren zal raken dan ze al was.
5.3
Verder is het hof gebleken dat het beëindigen van het gezag ook anderszins in het belang van [de minderjarige2] noodzakelijk is. Tijdens de zitting bleek dat de vader, gelet op de antwoorden die hij gaf op aan hem gestelde vragen, controle wil houden op de beslissingen die de moeder neemt over [de minderjarige2] . Dit, min of meer, toetsen van het moederschap dient niet het belang van [de minderjarige2] . [de minderjarige2] is jarenlang geconfronteerd met strijd tussen haar ouders en haar vader heeft ze jarenlang niet gezien. De moeder vormt voor [de minderjarige2] de enige vertrouwde basis die zij heeft. Het willen toetsen van alles wat haar moeder doet of beslist, doet daar afbreuk aan. Tot slot bleek dat de moeder tijdenlang niet naar het buitenland op vakantie is geweest met [de minderjarige2] omdat zij de vader niet om toestemming durfde te vragen uit angst voor escalatie. Hoewel dit niet geheel in de invloedssfeer van de vader ligt, is zijn gedrag wel debet geweest aan de verstoorde verhoudingen tussen hem en de moeder, waardoor ook vanwege dit punt gezamenlijk gezag niet in het belang van [de minderjarige2] is.
5.4
De door de vader uitgesproken angst om volledig uit het leven van [de minderjarige2] te verdwijnen is invoelbaar, maar ongegrond. Het is daarom geen reden om anders over het ouderlijk gezag te beslissen. De vader wordt (inmiddels) goed geïnformeerd door de moeder over [de minderjarige2] , wat ook de reden is geweest voor de vader om zijn verzoek voor het overige in te trekken, en hij is daardoor goed op de hoogte van het leven van [de minderjarige2] . Op deze manier blijft hij op dit moment, nog los van het feit dat hij altijd haar vader zal blijven, verbonden met [de minderjarige2] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
18 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, M.P. den Hollander en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. M.J. Muller als griffier en is op 4 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.