ECLI:NL:GHARL:2021:10338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
21-005106-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, werd eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren, alsook een taakstraf van 30 uren. De zaak betreft een bedreiging die plaatsvond op 5 maart 2017, waarbij de verdachte de benadeelde partij dreigend heeft aangesproken via een telefoongesprek. De verdachte heeft in dit gesprek bedreigende woorden geuit, wat leidde tot de veroordeling. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging, in grote lijnen gevolgd. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep voor een deel van de zaak, en het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De strafoplegging is mede gebaseerd op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, die eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar gezinssituatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005106-18
Uitspraak d.d.: 29 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 september 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-113889-18 en 16-117155-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 15-067547-16 en
15-109733-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen ten aanzien van de vorderingen strekkende tot tenuitvoerlegging van bij eerdere beslissingen voorwaardelijk opgelegde straffen. De advocaat-generaal vordert toewijzing van beide vorderingen tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen omzetting van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraffen in werkstraffen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. S.T. Çaylak, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken ter zake van het haar in de zaak met parketnummer 16-117155-18 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 14 september 2018 veroordeeld ter zake van het haar in de zaak met parketnummer 16-113889-18 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast is aan verdachte een taakstraf voor de duur van 30 uren opgelegd, te vervangen door 15 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering strekkende tot schadevergoeding. De vordering is in hoger beroep niet gehandhaafd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-067547-16 heeft de politierechter de proeftijd verlengd met één jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15-109733-16 heeft de politierechter afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-113889-18:
zij op of omstreeks 5 maart 2017 te [plaats] , althans in Nederland, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "ik trek al jouw ingewanden eruit ik zweer je en/of al je ingewanden ga ik eruit snijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de in de zaak met parketnummer 16-113889-18 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [benadeelde partij] wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de bewijsmiddelen die de politierechter heeft gehanteerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat haar cliënt vrijgesproken dient te worden van de tenlastegelegde bedreiging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake was van een realistische bedreiging, mede gelet op het feit dat verdachte zelf de straat niet op durft en de wijze waarop aangeefster verdachte heeft bejegend. Voorts was het niet de bedoeling van cliënt om de aangeefster redelijke vrees aan te jagen. Derhalve kan aangeefster zich in de context waarin de uitlatingen zijn gebezigd niet werkelijk bedreigd hebben gevoeld.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewijsmiddelen [1]
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met fotobijlage d.d. 10 maart 2017, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [benadeelde partij] , opgenomen op pagina’s 86 en verder van het voornoemde politie proces-verbaal:
(P. 86)
Plaats delict: […] [plaats]
(P. 87)
Op zondag 5 maart 2017 […] werd ik vervolgens via Facebook gebeld. Ik hoorde aan de stem dat het [verdachte] [het hof begrijpt: [verdachte] ] was die mij belde. In dit gesprek heeft [verdachte] mij ook bedreigd met de dood. [verdachte] heeft tegen mij gezegd: ‘Jij gaat dood, jij gaat inderdaad onder de grond, al jouw ingewanden ga ik eruit snijden, ik ga jou kapot maken.’ Ik heb dit gesprek opgenomen.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2017, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant [verbalisant1] , opgenomen op pagina’s 138 en verder van het voornoemde politie proces-verbaal.
(P. 138)
Het geluidsbestand betreft een langer telefoongesprek en is door aangeefster in delen opgeslagen en doorgestuurd.
(P. 140)
Beller schreeuwend: je moet nou je kankerbek houden anders kom ik vanavond nog naar
je toe.
[…]
Beller: ik trek al je ingewanden eruit ik zweer jou.
[…]
Beller: al je ingewanden ga ik eruit snijden.
Bewijsoverweging
In aanvulling op voornoemde bewijsmiddelen overweegt het hof het volgende.
Het Hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees
konontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat daadwerkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn/haar vrijheid belemmerd achtte.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zondag 5 maart 2017 te [plaats] werd aangeefster [benadeelde partij] via Facebook gebeld door verdachte. Aangeefster herkende verdachte aan haar stem. Verdachte schreeuwde haar toe langs te komen. Vervolgens zegt verdachte tegen [verdachte] : ‘Jij gaat dood, jij gaat inderdaad onder de grond, al jouw ingewanden ga ik eruit snijden, ik ga jou kapot maken.’ Het gesprek waarin dit is gezegd heeft aangeefster opgenomen. Het bovengenoemde proces-verbaal van bevindingen betreft een schriftelijke weergave van het door aangeefster aangeleverde telefoongesprek. Blijkens het proces-verbaal zegt de beller: ‘ik trek al je ingewanden eruit ik zweer jou’ en ‘al je ingewanden ga ik eruit snijden.’
Het hof heeft, gelet op de inhoud van het dossier, geen reden te twijfelen aan het gegeven dat aangeefster door verdachte is gebeld en verdachte in het gesprek de hierna bewezen verklaarde woorden heeft gebezigd. Naar het oordeel van het hof zijn de gebruikte woorden van dusdanige aard en onder dusdanige omstandigheden – verdachte dreigt langs te komen – gedaan dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het misdrijf ook zou plegen. Dat uit de door aangeefster verstuurde berichten en haar aandeel in het gesprek niet naar voren komt dat zij bang is en dat aangeefster zich ook uitdagend heeft uitgelaten doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de aard van de tenlastegelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van aangeefster [benadeelde partij] opleveren. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 16-113889-18 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door de hierboven opgenomen wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-113889-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 16-113889-18:
zij op 5 maart 2017 te [plaats] , [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "ik trek al jouw ingewanden eruit ik zweer je" en "al je ingewanden ga ik eruit snijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-113889-18 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 5 maart 2017 schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van het slachtoffer [benadeelde partij] . Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de gemoedsrust van het slachtoffer, hetgeen gevoelens van angst en onveiligheid bij haar hebben kunnen opwekken.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke en andersoortige feiten. Het hof houdt tevens rekening met de toepassing van art. 63 Sr.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Verdachte heeft twee minderjarige kinderen en is in verwachting van een derde kindje.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Verdachte heeft op 14 september 2018 hoger beroep ingesteld en het hof doet op 29 oktober 2021 uitspraak. Gelet op de hoogte en de modaliteit van de op te leggen straf, zal het hof volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Het hof is van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Voor een andere, mildere strafmodaliteit, komt verdachte, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de (specifieke) recidive van verdachte, niet in aanmerking. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week dient tevens als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Gelet op de ouderdom van het strafbare feit en het ontbreken van een aanleiding om aan te nemen dat er nog (problematisch) contact tussen verdachte en aangeefster bestaat, ziet het hof geen aanleiding om bij de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden op te leggen.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof, met name gelet op de ernst van het feit en de recidive, in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding ziet toepassing te geven aan artikel 9a Sr zoals door de raadsvrouw is bepleit of een lagere straf op te leggen dan de hieronder bedoelde.

Vordering tenuitvoerlegging 15-067547-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland d.d. 10 juni 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, parketnummer 15-067547-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland d.d. 23 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, parketnummer 15-109733-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de volledigheid van de stukken betreffende deze vordering tot tenuitvoerlegging, zal de vordering worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-117155-18 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-113889-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-113889-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland d.d. 10 juni 2016 met parketnummer 15-067547-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland d.d. 23 augustus 2016, parketnummer 15-109733-16, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 80 uren.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 29 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018168428, gesloten en getekend op 21 juni 2018 door [verbalisant2] , hoofdagent van politie-eenheid Midden-Nederland.