ECLI:NL:GHARL:2021:10296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
200.294.409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verhuizing van de moeder met kinderen in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om met haar kinderen te verhuizen naar [plaats2]. De moeder, die gezamenlijk gezag uitoefent met de vader, verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing, terwijl de vader zich hiertegen verzette. Het hof heeft de belangen van de kinderen, de moeder en de vader tegen elkaar afgewogen. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en dat van haar partner, met wie zij samen een kind verwacht. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en voerde aan dat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en dat de verhuizing hun stabiliteit zou ondermijnen. Het hof oordeelde dat het belang van de kinderen bij het behoud van hun vertrouwde omgeving zwaarder weegt dan het belang van de moeder om te verhuizen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het verzoek van de moeder was afgewezen. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit voor de kinderen in situaties van echtscheiding en verhuizing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.409
(zaaknummer rechtbank Gelderland 379820)
beschikking van 4 november 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Verhagen-Kiela te Deventer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 april 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie A;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie 10;
- een journaalbericht van mr. Eshuis-Nijmeijer van 19 augustus 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 augustus 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , eveneens geboren [in] 2015 te [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij voormelde echtscheidingsbeschikking is tevens bepaald dat het ouderschapsplan van 24 juli 2018 deel uitmaakt van die beschikking.
In het ouderschapsplan is in artikel 2 bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en dat de ouders bij een voorgenomen verhuizing, vooraf met elkaar in overleg zullen treden. In artikel 3 van het ouderschapsplan is als zorgregeling bepaald dat de kinderen in de even weken bij de vader zijn vanaf dinsdagavond tot woensdagochtend en vanaf vrijdagavond tot maandagochtend. De kinderen zijn in de oneven weken bij de vader
vanaf dinsdagavond tot donderdagochtend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te geven om met de kinderen te verhuizen naar [plaats2] , haar toestemming te geven om te regelen wat nodig is om de kinderen op het adres van de moeder in te schrijven en de kinderen in te schrijven op de [de school] te [plaats2] dan wel een andere school in [plaats2] , en bij toestemming om te verhuizen een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de kinderen in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 18.30 uur bij de vader verblijven en in de oneven weken van woensdagmiddag uit school tot en met donderdagochtend naar school, waarbij de vader doordeweeks (vakanties uitgesloten) met de kinderen in [woonplaats2] zal verblijven.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder en het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek van de vader, inhoudende de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen (en een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen) als de moeder gaat verhuizen, afgewezen.
4.3
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende,
vervangende toestemming aan de moeder te verlenen voor verhuizing naar [plaats2] met de kinderen, de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het regelen wat nodig is om de kinderen op haar adres in te schrijven, waaronder en ook niet uitsluitend, inschrijving voor de dokter, tandarts, etc.);
haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op de [de school] te [plaats2] , dan wel op een andere school in [plaats2] ; en
voorwaardelijk indien er toestemming wordt gegeven om te verhuizen, een zorg-/en contactregeling vast te stellen zoals vermeld in punt 32 van het beroepschrift, dan wel een regeling die het hof juist acht.
4.4
De vader voert verweer en komt met een grief in incidenteel hoger beroep. De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het principaal hoger beroep de verzoeken van de moeder af te wijzen en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek van de vader en, opnieuw beschikkende, voor het geval de moeder zal verhuizen naar [plaats2] , te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader aan de [adres] te [woonplaats2] en dat een zorgregeling zal gelden tussen de moeder en de kinderen van een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend schooltijd.
4.5
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep en zij verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de grief van de vader in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als dit, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een beslissing te nemen die het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste rechtspraak volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
De moeder stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat voormelde belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen. Zij heeft recht en belang om te verhuizen en om de vrijheid te hebben haar leven opnieuw in te richten. Zij heeft de noodzaak van de verhuizing aangetoond, de verhuizing goed doordacht en voorbereid, alternatieven geboden voor de invulling van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen en zij heeft een voorstel gedaan voor financiële compensatie. Een belangrijke reden om te verhuizen is dat zij en haar partner mevrouw [de partner] (verder: [de partner] ) willen samenwonen in [plaats2] omdat zij een kind verwachten dat zij samen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] willen grootbrengen.
5.6
De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd betwist. Hij voert - kort gezegd - aan dat er bij de moeder geen enkele noodzaak is om te verhuizen. De kinderen zijn geworteld in [woonplaats1] en de reistijd voor de uitvoering van de door de moeder voorgestelde zorgregeling neemt significant toe, hetgeen niet in het belang van de kinderen is. Ook heeft de moeder niet aangetoond dat het voor haar partner niet mogelijk is om naar [woonplaats1] te verhuizen. De vader is dan ook van mening dat een verhuizing van de kinderen van [woonplaats1] naar [plaats2] niet in hun belang is, laat staan dat die belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de kinderen om in de huidige omgeving te blijven wonen en naar de school in [woonplaats1] te blijven gaan en het belang van de vader om in ruime mate bij het (doordeweekse) leven van de kinderen betrokken te blijven.
5.7
Het hof verwijst naar hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking heeft overwogen en beslist en maakt deze overwegingen en beslissing - na eigen onderzoek - tot de zijne.
5.8
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat - alle belangen in aanmerking nemend - het belang van de moeder bij een verhuizing met de kinderen naar [plaats2] niet zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen en het belang van de vader om op dezelfde wijze als voorheen invulling te kunnen geven aan zijn vaderrol voor de kinderen. Het hof betrekt hierbij nog het volgende.
5.9
De moeder heeft tegenover de betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd dat zij niet kan aarden in [woonplaats1] en zij daar erg ongelukkig is en dat dit zijn weerslag heeft/zal hebben op de kinderen. Het is het hof niet gebleken dat de kinderen zich niet prettig voelen in hun huidige woonomgeving, wel dat het goed gaat met de kinderen op school. De vader heeft aangevoerd dat de kinderen gelukkig zijn, goed in de groep liggen op school, daar uitstekende prestaties neerzetten, en dat zij er naar uitzien om naar groep 3 te gaan. De moeder heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Dat de huidige woonsituatie de moeder zo ongelukkig maakt dat de kinderen daar last van hebben, is dan ook niet gebleken. Ook blijkt uit de door de moeder overgelegde WhatsAppberichten, productie 18 bij journaalbericht van 19 augustus 2021, dat zij contact heeft met verschillende moeders van kinderen die bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de klas zitten, hetgeen het sociaal isolement en het niet erbij horen als buitenstaander, dat de moeder stelt, niet staaft. Tevens blijkt uit die berichten dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ook speelafspraakjes hebben als zij bij de ouders van de moeder in [woonplaats1] zijn. Bij een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats2] komt deze mogelijkheid voor de kinderen te vervallen.
5.1
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn inmiddels 6 jaar. Zij wonen vanaf medio 2018 in [woonplaats1] en zitten vanaf september 2019 in [woonplaats1] op school en hebben daar hun vriendjes. De vader en moeder van de moeder wonen ook in [woonplaats1] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun sociale leven in [woonplaats1] . Het hof is van oordeel dat zij daar geworteld zijn. Dat zij, toen zij veel jonger waren, ook al eens zijn verhuisd maakt dat niet anders. Die verhuizing maakt ook niet dat een verhuizing nu, zoals door de moeder verzocht, geen impact zal hebben op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De kinderen zullen bij een verhuizing uit hun vaste en vertrouwde omgeving gehaald worden en zij zullen naar een andere school moeten gaan. Het is ingrijpend voor de kinderen dat de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving wordt verbroken. Dit zal onrust en onduidelijkheid voor de kinderen teweegbrengen. De kinderen hebben door het uit elkaar gaan van de ouders en het wennen aan de nieuwe partners van de ouders al het nodige achter de rug en zij hebben belang bij zoveel mogelijk rust en stabiliteit. De kinderen zijn gewend aan de huidige regeling. De ouders hebben deze regeling ook in het belang van de kinderen samen afgesproken. Met de raad acht het hof deze regeling nog steeds het meest in het belang van de kinderen. De kinderen hebben in het kader van deze regeling vaak contact met de vader die in [woonplaats2] woont. Voor de vader is het gelet op de afstand van [woonplaats2] naar [woonplaats1] zeer goed mogelijk om betrokken te zijn en te blijven bij de activiteiten die de kinderen in [woonplaats1] hebben. Ook wat betreft toekomstige speelafspraken van de kinderen in [woonplaats1] of in [woonplaats2] is het van belang dat de reisafstand tussen de woonplaats van beide ouders niet te ver uit elkaar komt te liggen.
5.11
De moeder stelt dat de huidige situatie onrustig is en dat een verhuizing naar [plaats2] de kinderen meer rust en stabiliteit biedt omdat er een verblijfplaats van de kinderen wegvalt. De vader heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
De moeder kiest er zelf voor om in het weekend met de kinderen naar [plaats2] te gaan als de kinderen bij haar zijn. Daarmee creëert de moeder een extra verblijfplaats van de kinderen en zijn er meer reisbewegingen voor de kinderen. De vader heeft in dit verband aangevoerd dat [de partner] bijna elk moment dat hij de kinderen bij de moeder terugbrengt in [woonplaats1] aanwezig is, dat [de partner] de kinderen uit school haalt, naar school brengt, en de kinderen begeleidt naar doktersbezoek. De moeder heeft deze stelling van de vader niet, althans onvoldoende weersproken. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [de partner] regelmatig in [woonplaats1] bij de moeder aanwezig is. De noodzaak om in het weekend met de kinderen naar [plaats2] te gaan heeft de moeder onvoldoende aangetoond tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader.
5.12
De moeder stelt voorts dat [de partner] , in verband met haar werk en gezondheid, niet in [woonplaats1] kan wonen. De vader heeft dit gemotiveerd betwist.
Het hof is van oordeel dat de door de moeder overgelegde verklaring van de huisarts, productie 9 bij beroepschrift, waarin is vermeld dat het voor [de partner] niet haalbaar is om te verhuizen naar [woonplaats1] in verband met haar chronische gezondheidsklachten, onvoldoende is toelicht. Geen toelichting wordt gegeven waarom de reistijd [de partner] te veel energie zou kosten gelet op haar gezondheid en wat de mogelijke gevolgen zijn als [de partner] wel zou verhuizen naar [woonplaats1] . Het ligt op de weg van de moeder om deze stelling nader te onderbouwen. Een nadere toelichting mocht helemaal worden verlangd omdat de vader heeft aangevoerd dat [de partner] al veel in [woonplaats1] verblijft. Niet gesteld of gebleken is dat dit tot op heden zijn weerslag heeft gehad op de energie of de gezondheid van [de partner] .
5.13
Dat een verhuizing van [de partner] naar [woonplaats1] niet kan worden gevergd blijkt evenmin uit de verklaringen van de vader van [de partner] betreffende de overname op termijn van zijn garagebedrijf door [de partner] .
Het gaat hier om toekomstplannen waarvan het om allerlei redenen (zoals ook door de vader aangedragen) niet zeker is dat deze kunnen worden verwezenlijkt. Daarbij komt dat niet gebleken is dat de werkzaamheden die [de partner] voor het garagebedrijf wil uitvoeren noodzakelijk in het bedrijf zelf moeten plaatsvinden. Voor zover de moeder en [de partner] in de toekomst het garagebedrijf overnemen, zijn er voldoende mogelijkheden denkbaar waardoor zij hun (gezamenlijke) werkzaamheden zo kunnen inrichten dat zij de zorg voor de kinderen op zich kunnen blijven nemen terwijl zij in [woonplaats1] blijven wonen en (gedeeltelijk) in [plaats2] gaan werken.
5.14
Een heel groot bezwaar bij een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats2] is dat het contact tussen de vader en de kinderen anders van aard zal worden. De vader zal bijna 50 kilometer (enkele reis) verder moeten rijden om de kinderen naar school te brengen of uit school te halen. De mogelijkheid van de vader om de kinderen zelf uit school te halen, zoals nu het geval is, worden door de verhuizing dus aanzienlijk beperkt. Hierdoor zal ook het contact van de vader met de school en de ouders van de klasgenoten van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verminderen. Door deze reisafstand wordt de vader ook beperkt in zijn mogelijkheid om bij andere activiteiten van de kinderen betrokken te zijn wanneer zij in [plaats2] wonen. De vader gaat nu om de week met de kinderen mee naar zwemles in [woonplaats1] . Bij een verhuizing zal daarin ook verandering komen. Ook de reisafstand om de kinderen vanuit het weekend bij de vader in Duitsland naar school in [plaats2] in plaats van naar school in [woonplaats1] neemt toe, 50 kilometer per enkele reis. Dit betekent dat de kinderen nog eerder op moeten staan dan nu al het geval is als de vader hen op maandagochtend naar school brengt. Al met al komt de relatie van de vader met de kinderen danig onder druk te staan. Die vermeerdering van de reistijd kan – anders dan de moeder aanvoert – niet beschouwd worden als extra tijd (quality time) voor de vader met de kinderen en is niet in het belang van de kinderen. De compensatie die de moeder heeft aangeboden in de vorm van het delen van de reisbewegingen en een financiële tegemoetkoming, biedt daarvoor onvoldoende tegenwicht.
De kinderen hebben al meegemaakt dat de ouders uit elkaar zijn gegaan en dat hun ouders beiden een andere partner hebben. Ook hebben ze al wat verhuizingen meegemaakt. Het hof acht het voor de kinderen van belang dat de ouders de kinderen samen zoveel mogelijk rust en stabiliteit beiden. Een verhuizing van de kinderen draagt hier niet aan bij.
5.15
Voornoemde omstandigheden en belangen tegen elkaar afwegend komt het hof, zoals hiervoor reeds overwogen, tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen naar [plaats2] niet zwaarder weeg dan het belang van de vader bij afwijzing van het verzoek van de moeder en het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij het behoud van de huidige situatie.
5.16
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat bij afwijzing van haar verzoek om te verhuizen, zij in het belang van de kinderen in [woonplaats1] zal blijven wonen en niet naar [plaats2] zal verhuizen. De vader heeft in zijn incidenteel verzoek verzocht om in geval de moeder zal verhuizen de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Het hof gaat ervan uit dat de moeder haar toezegging dat zij zonder toestemming niet naar [plaats2] zal verhuizen, zal nakomen. Het hof zal dat verzoek van de vader dan ook afwijzen.
5.17
Op grond van het voorgaande falen de grieven van de moeder en de vader.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 februari 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en A.T. Bol, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 4 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.