In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over de hoofdverblijfplaats, zorg- en contactregeling en de inschrijving op een basisschool. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is bepaald. De ouders zijn gezamenlijk gezagdragers en de relatie tussen hen is op 30 oktober 2019 verbroken. Sindsdien is er een complexe situatie ontstaan, waarbij de minderjarige in verschillende omgevingen heeft gewoond en met verschillende opvoedingsstijlen te maken heeft gehad. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de moeder bepaald, maar in de bestreden beschikking is deze gewijzigd naar de vader, die volgens de rechtbank een stabielere opvoedsituatie biedt. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 augustus 2021, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de situatie van de minderjarige beoordeeld. De moeder verzoekt om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen, terwijl de vader verweer voert en de bestreden beschikking wil laten bekrachtigen. Het hof concludeert dat de vader momenteel de betere opvoedsituatie biedt en dat het in het belang van de minderjarige is om bij hem te blijven wonen. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd, en de verzoeken van de moeder worden afgewezen.