In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en kreeg een jeugddetentie opgelegd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2021. De kern van de zaak draait om een steekincident dat plaatsvond op 30 maart 2019 in Culemborg, waarbij de aangever, [aangever], verklaarde dat hij door de verdachte met een mes was gestoken. Het hof heeft vastgesteld dat er weliswaar letsel was bij de aangever, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte degene was die de steekpartij had gepleegd.
De advocaat-generaal stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, maar het hof oordeelde anders. De verklaring van de aangever werd niet voldoende ondersteund door getuigenverklaringen of ander bewijs. De verdachte had wisselend verklaard en er was geen mes bij hem aangetroffen. Het hof concludeerde dat de verklaring van de aangever niet voldoende was om de verdachte te veroordelen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd ook afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.