ECLI:NL:GHARL:2021:10166

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
200.267.258/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over omgangsregeling tussen vader en kinderen na eerdere tussenbeschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn drie kinderen. De vader had verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, maar het hof oordeelde dat dit niet in het belang van de kinderen was. De vader werd als onbetrouwbaar beschouwd, wat leidde tot weerstand bij de kinderen tegen de omgang. De raad voor de kinderbescherming had eerder begeleide omgang geadviseerd, maar de vader had zijn medewerking aan deze regeling opgezegd. Het hof benadrukte dat de vader zijn ouderrol moest innemen en betrouwbaar moest zijn om het vertrouwen van de kinderen te herwinnen. De huidige omgangsregeling, die al beperkt was, werd bekrachtigd, en de vader werd aangespoord om te beginnen met het opbouwen van een relatie door bijvoorbeeld kaartjes naar de kinderen te sturen. Het hof besloot de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland te bekrachtigen, waarbij de omgangsregeling van eens per drie maanden één uur onder begeleiding van een neutrale instantie werd gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.267.258/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 165513)
beschikking van 28 oktober 2021
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
de vader,
advocaat: mr. H. de Jong te Burgum,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen:
de moeder,
advocaat: mr. G.A. Pots te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming (de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 28 januari 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de moeder van 31 maart 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 25 juni 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 29 juni 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 15 september 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 28 september 2021 met bijlage(n).
1.3
Op 30 september 2021 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [naam1] verschenen met stagiaire [naam2] .

2.De motivering van de beslissing

2.1
Aan de orde is de beslissing over de uitbreiding van de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen [de minderjarige1] (12 jaar), [de minderjarige2] (10 jaar) en [de minderjarige3] (9 jaar).
2.2
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 28 januari 2021, voor zover hierna niet uitdrukkelijk anders wordt overwogen of beslist. In deze tussenbeschikking heeft het hof bepaald dat voorlopig de volgende omgangsregeling geldt tussen de vader en de kinderen: eens per twee maanden gedurende twee uur onder begeleiding van de heer [naam3] (van [naam4] ) in het bijzijn van de moeder in speel- en dierenpark [naam5] in [woonplaats1] , waarbij de dag, de tijd en het halen en brengen tussen de ouders onderling/middels ondersteuning van de heer [naam3] worden bepaald. Daarnaast is bepaald dat de begeleide omgang na vier keer dient te worden geëvalueerd door de ouders, de heer [naam3] en de betrokken hulpverlener van het gebiedsteam.
2.3
[de minderjarige1] is na voornoemde tussenbeschikking in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot de omgangsregeling en heeft het ‘formulier bij kindgesprek’ ingevuld en aan het hof teruggestuurd. Daarin heeft hij aangegeven dat de omgang van hem niet meer hoeft, omdat zijn vader bijna niet komt. Als [de minderjarige1] ouder is, kan hem wel weer gevraagd worden of hij weer wil. [de minderjarige1] wil dat de vader stopt met rechtszaken.
2.4
De heer [naam3] heeft zijn bevindingen en conclusie neergelegd in het evaluatieverslag van [naam4] van 20 september 2021. Uit dit verslag blijkt dat de inspanningen van de ouders tot aan de tussenbeschikking van het hof voldoende goed gewerkt hebben. Daarna is sprake van een kentering door onder andere gezondheids- en alcoholproblematiek van de vader, het niet goed nakomen van de afspraken door de vader en de daardoor ontstane weerstand bij de kinderen tegen de omgang. Het eerste geplande omgangsmoment van de vier is door de vader afgezegd. Het volgende geplande omgangsmoment, op 29 april 2021 heeft doorgang gevonden, maar alleen [de minderjarige2] was aanwezig. Volgens de moeder wilden [de minderjarige1] en [de minderjarige3] op dat moment niet mee. Daarna, in juni 2021 heeft de vader zijn medewerking aan de begeleide omgang in deze vorm opgezegd. In een gesprek met de begeleider gaf hij onder andere als reden hiervoor het gebrek aan perspectief, het feit dat de kinderen impliciet de boodschap krijgen dat hij niet deugt omdat er altijd iemand bij de omgang moet zijn en gezondheidsredenen. Ondanks afspraken hierover heeft hij geen uitleg gegeven aan de kinderen.
2.5
De raad heeft ter zitting aangegeven dat er sprake is van een complex verleden waarbij de kinderen te maken hebben gehad met onduidelijkheid en onveiligheid. Om het vertrouwen op te bouwen, is in het raadsrapport van 20 november 2020 eerst begeleide omgang geadviseerd, met als doel uiteindelijk te komen tot onbegeleide omgang van de vader met de kinderen. Tijdens de begeleide omgangsmomenten lieten de kinderen zien dat zij zich verbonden voelen met de vader en het contact fijn vinden. Voor omgang is het echter wel belangrijk dat de ouder zijn ouderrol inneemt en het kind in de kinderrol mag blijven. Voor de ouder betekent dit dat er een grote mate van betrouwbaarheid moet zijn in het nakomen van afspraken. Vader heeft aangegeven niet verder te willen met het omgangstraject, maar het is slecht voor de kinderen als de weg van opbouw niet wordt voortgezet en de banden formeel worden doorgeknipt. Het is daarom heel belangrijk dat de vader zich voor de kinderen blijft inspannen en kaartjes naar de kinderen stuurt en dat de moeder de vader blijft informeren over de kinderen. Op die manier krijgen de kinderen het signaal dat ze contact met de vader kunnen hebben als zij dat willen. De raad begrijpt dat de vader worstelt met zijn beslissing om te stoppen met de begeleide omgangsregeling. Wat de vader wil, uitbreiding van de omgangsregeling, strookt op dit moment echter niet met het belang van de kinderen.
2.6
Het hof sluit zich aan bij het advies van de raad en is van oordeel dat uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
2.7
Uit het raadsrapport van 20 november 2020 blijkt dat de grootste belemmering bij de omgang is gelegen in de onbetrouwbaarheid van de vader. Door de jaren heen is de vader onvoldoende betrouwbaar geweest in het nakomen van de contactregeling en de kinderen hebben dat als vervelend en teleurstellend ervaren. Om het vertrouwen tussen de vader en de kinderen weer op te bouwen, heeft het hof in zijn tussenbeschikking van 28 januari 2021 daarom – conform het advies van de raad – tot een beperkt aantal begeleide omgangsmomenten beslist. Het hof heeft de vader er bovendien uitdrukkelijk op gewezen dat hij zich zal moeten (blijven) inspannen om te laten zien dat hij betrouwbaar is voor de kinderen en de moeder.
2.8
De vader heeft onvoldoende laten zien dat hij betrouwbaar is voor de kinderen en de moeder. Het enige begeleide omgangsmoment sinds voornoemde beschikking heeft plaatsgevonden op 29 april 2021 met alleen [de minderjarige2] . Uit het evaluatieverslag van de heer [naam3] blijkt dat de oorzaak hiervan is gelegen in gezondheids- en alcoholproblematiek van de vader, het niet goed nakomen van de afspraken door de vader en de ontstane weerstand bij de kinderen tegen de omgang. Deze weerstand blijkt ook uit hetgeen [de minderjarige1] aan de raad en het hof heeft aangegeven. Uit het voorgaande volgt dat de begeleide omgang niet van de grond is gekomen. De (alcohol)problematiek van de vader blijkt op dit moment te groot te zijn om uitvoering te kunnen geven aan de begeleide omgangsregeling en zelfs om geregeld kaartjes aan de kinderen te sturen. Voor een uitbreiding van de omgangsregeling is daarom op dit moment onvoldoende basis aanwezig.
2.9
Het hof begrijpt dat de huidige omgangsregeling heel beperkt is, maar benadrukt dat door de voorgeschiedenis waarin de vader keer op keer onbetrouwbaar is gebleken alleen met een dergelijke beperkte regeling kan worden begonnen. Van uitbreiding kan enkel sprake zijn als de vader in staat en bereid is om de huidige, beperkte regeling correct na te leven. Het hof wijst de vader erop dat, indien hij wil toewerken naar (een uitbreiding van de) omgang, hij dient te beginnen bij de basis: dat hij als ouder degene is die het initiatief neemt in het contact met de kinderen en dat hij zich betrouwbaar opstelt. Hierdoor kan onderling vertrouwen en een wederkerige relatie ontstaan. Het geregeld sturen van kaartjes kan voor de vader een begin zijn om de kinderen te laten zien dat hij betrouwbaar is en er voor hen is. De vader heeft hiervoor voldoende aanknopingspunten omdat de moeder hem informeert over de kinderen.
2.1
Uit het voorgaande blijkt dat uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment niet in het belang van de kinderen is en dat de vader geen voortzetting wenst van de begeleide omgangsregeling. Gelet op de grenzen van de rechtsstrijd van dit hoger beroep - alleen de vader heeft hoger beroep ingesteld en vanwege het verbod van reformatio in peius mag de vader niet slechter worden van zijn (eigen) hoger beroep - zal het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 24 juli 2019 bekrachtigen. In die beschikking is een omgangsregeling bepaald tussen de vader en [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] van eens per drie maanden één uur onder begeleiding van een neutrale instantie en op neutraal terrein. Dit betekent dat voornoemde begeleide omgangregeling zal blijven gelden en de ouders daar op enig moment weer uitvoering aan kunnen geven.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank van Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 24 juli 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. de Jong – de Goede, M.A.F. Veenstra en E.F. Groot, bijgestaan door mr. L.N. Tabak als griffier, en is op 28 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.