Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 mei 2021;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, en
- een journaalbericht van mr. Langereis van 24 augustus 2021 met producties.
3.De feiten
4.Het geschil
- te bepalen dat hij mede wordt belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] ;
- een regeling vast te stellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken (verder te noemen: zorgregeling) betreffende [de minderjarige1] :
- de verzoeken van de vader af te wijzen, en
- bij wege van zelfstandig verzoekeen zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige1] bij de vader verblijft in de oneven weken van zaterdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en in de even weken een dag of een dagdeel door de week en daarnaast de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen, in onderling overleg te verdelen.
- een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige1] vastgesteld, waarbij [de minderjarige1] bij de vader verblijft de ene week van vrijdag na het werk van de vader, tussen 17.00 uur en 18.00 uur, tot zaterdag 17.00 uur en de andere week van zondagochtend 09.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur;
- de beslissing over de voorlopige omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de ouders in de gelegenheid gesteld zich te wenden tot [naam3] of een soortgelijke hulpverleningsinstantie om deel te nemen aan een hulpverleningstraject, en
- iedere verdere beslissing aangehouden.
- bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige1] ;
- als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige1] bij de vader verblijft eenmaal per twee weken van donderdag na school tot dinsdag naar school, alsmede de helft van de vakanties- en feestdagen, waarbij geldt dat als er geen school is, de moeder [de minderjarige1] op donderdagmiddag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige1] op dinsdagochtend weer naar de moeder brengt en er daarnaast belcontact mogelijk zal zijn, zowel met de vader als [de minderjarige1] bij de moeder is, als met de moeder als [de minderjarige1] bij de vader is, in onderling overleg af te stemmen;
- bepaald dat de vader met ingang van 1 januari 2020 een bedrag van € 296,- per maand als kinderalimentatie aan de moeder zal betalen, vanaf de datum van de bestreden beschikking telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de proceskosten gecompenseerd zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt, en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
- in het principaal hoger beroepde vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel de verzoeken van de vader af te wijzen;
- in het incidenteel hoger beroepde bestreden beschikking te vernietigen voor zover die betrekking heeft op de zorgregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende, een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige1] voortaan eens per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 17.00 uur of maandagochtend naar school bij de vader zal verblijven en te bepalen dat die zorgregeling doorloopt in de vakanties tenzij de vader tijdig, dat wil zeggen minimaal twee maanden vóór de start van de betreffende schoolvakantie, een passend voorstel doet over verdeling bij helfte en te bepalen dat de feestdagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld, waarbij Vaderdag, Moederdag en de verjaardagen van beide ouders door [de minderjarige1] wel altijd bij de betreffende ouder worden gevierd, en te bepalen dat de bestreden beschikking voor het overige in stand wordt gelaten.
5.De overwegingen voor de beslissing
(€ 475,- + € 326,- =) € 801,- per maand en in 2021 (€ 489,- + € 336,- =) € 825,- per maand.