ECLI:NL:GHARL:2021:10099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
21-005592-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en heling van een personenauto met betrekking tot bewijs en kennis van misdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en heling van een personenauto, maar het hof heeft het vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van het wegnemen van een Volkswagen personenauto en kentekenplaten, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing en sprak de verdachte vrij van beide feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005592-19
Uitspraak d.d.: 21 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 oktober 2019 met parketnummer 05-166162-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummer 13-702110-18 en parketnummer 23-000117-15, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en met aftrek van het door verdachte reeds ondergane voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 7 juli 2019, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (van het merk Volkswagen, behorend tot kenteken [kentekennummer 1] en chassisnummer [chassisnummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik van een sleutel (toebehorend aan [benadeelde] ) waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.
1. subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 7 juli 2019 tot en met 9 juli 2019, te Buren (Gelderland), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (van het merk Volkswagen, behorend tot kenteken [kentekennummer 1] en chassisnummer [chassisnummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(dan) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij, op of omstreeks 7 juli 2019, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere kentekenpla(a)t(en) met kenteken [kentekennummer 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Vrijspraak feit 1 en feit 2

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde. Verdachte zal daarom van beide feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiaire tenlastegelegde overweegt het hof daartoe in het bijzonder dat niet kan worden vastgesteld op welk moment verdachte de personenauto voorhanden heeft gekregen en of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van enig misdrijf afkomstig was.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.223,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Gelderland van 9 september 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2018, parketnummer 13-702110-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Gelderland van 9 september 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 juni 2017, parketnummer 23-000117-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. F.A.M. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier,
en op 21 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 mei 2021.
Tegenwoordig:
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. S. Dijkman, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.