Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de man,
LBIO c.s.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door de man tegen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en de vrouw, in verband met de gevolgen van een door LBIO gelegd beslag op zijn bankrekening. Het beslag werd gelegd op 3 april 2020 vanwege achterstanden in de betaling van kinderalimentatie voor de kinderen van de man en de vrouw. De man vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 juni 2020 zou vernietigen en LBIO zou veroordelen tot terugbetaling van de beslaggelden en de kosten die hij had moeten maken door de beslaglegging.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in de periode van 1 februari 2018 tot 3 april 2020 een bedrag van € 6.024,82 aan alimentatie heeft voldaan, maar dat er op het moment van beslaglegging nog een betalingsachterstand van maximaal € 493,72 bestond. LBIO heeft echter betoogd dat de achterstand € 2.009,46 bedroeg. Het hof oordeelde dat, ongeacht de exacte hoogte van de achterstand, LBIO in beginsel bevoegd was om beslag te leggen, omdat er een substantiële betalingsachterstand bestond. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat LBIO misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot beslaglegging.
Het hof concludeert dat de man zijn vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen sprake is van onrechtmatig beslag. De vorderingen van de man in hoger beroep worden afgewezen en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. De man wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van LBIO en de vrouw zijn vastgesteld op respectievelijk € 760,- en € 332,- aan griffierechten, plus salaris voor de advocaten.