ECLI:NL:GHARL:2021:10080

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
200.263.561/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid autodealer bij consignatieovereenkomst en bewijsopdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een geschil tussen een appellant, die een Ferrari 512 TR in consignatie had gegeven aan Kroymans Automotive B.V., en de autodealer zelf. De appellant had de verplichting om de auto afdoende verzekerd te houden, maar na diefstal van de auto bleek dat de verzekering niet voldeed aan de werkelijke waarde van de auto. Het hof oordeelde dat de autodealer niet aansprakelijk was voor de schade die de appellant had geleden als gevolg van de diefstal, omdat de appellant tekort was geschoten in zijn verplichting om de auto goed te verzekeren. Het hof bevestigde dat de consignatieovereenkomst niet leidde tot een bewaarnemingsovereenkomst, maar dat de verantwoordelijkheid voor de verzekering bij de appellant lag. De verklaringen van getuigen ondersteunden de stelling van Kroymans dat de appellant op de hoogte was van zijn verplichtingen. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellant niet slagen en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de appellant werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.263.561/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad NL18.10212)
arrest van 26 oktober 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. I.J.A.J. Hanssen, kantoorhoudend te Boxmeer,
tegen
Kroymans Automotive B.V.,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Kroymans,
advocaat: mr. M.M. Tak, kantoorhoudend te Utrecht.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt over wat is overwogen en bepaald in het tussenarrest van
26 januari 2021.
1.2
Op 6 mei 2021 hebben getuigenverhoren plaatsgehad aan de zijde van Kroymans. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. [appellant] heeft afgezien van een contra-enquête. Kroymans heeft op 22 juni 2021 een akte na enquête genomen (met producties). [appellant] heeft op 20 juli 2021 een antwoordmemorie na enquête genomen (met productie).
1.3
Partijen hebben vervolgens de aanvullende stukken overgelegd. Het hof heeft arrest bepaald.

2.De verdere motivering

Overeenkomst van opdracht
2.1
In het tussenarrest is geoordeeld dat er geen sprake is van een bewaarnemings-, maar van een consignatieovereenkomst. Kroymans heeft gesteld dat zij in het kader van die overeenkomst als goed opdrachtnemer heeft gehandeld en niet tot vergoeding van schade als gevolg van diefstal aansprakelijk kan worden gehouden, omdat zij haar aansprakelijkheid contractueel heeft uitgesloten. Volgens Kroymans heeft zij haar aansprakelijkheid uitgesloten in die zin dat behoudens opzet of grove schuld van Kroymans, eventuele schade of waardevermindering ontstaan gedurende de looptijd van de consignatieovereenkomst, volledig voor rekening en risico van [appellant] zal zijn. In die stelling ligt tevens besloten de stelling dat Kroymans zich heeft vrij getekend voor schade als gevolg van diefstal, door de afspraak dat [appellant] zelf zorg zou dragen voor een afdoende verzekering tegen diefstal.
Bewijsopdracht
2.2
Kroymans is daarop toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat gedurende de looptijd eventuele schade of waardevermindering aan de Ferrari 512 TR ontstaan gedurende de looptijd van de consignatieovereenkomst, ten volle voor rekening en risico van [appellant] zal zijn.
Verklaringen getuigen
2.3
Kroymans heeft drie getuigen laten horen. [appellant] , [naam1] ( [functie1] van Kroymans), en [naam2] ( [functie2] bij Kroymans). [appellant] is partij in deze zaak, maar zijn verklaring heeft geen beperkte bewijskracht in de zin van artikel 164 lid 2 Rv, nu op hem op dit punt geen bewijslast rust.
2.4
[appellant] heeft over de bespreking op 6 oktober 2017 verklaard:
Wij hebben totaal niet gesproken over het verzekerd houden van de Testarossa [hof: de Ferrari 512 TR] of de Berlinetta of over het feit dat zij bij het in consignatie nemen geen enkele aansprakelijkheid voor die auto hadden.
en verder:
Ik heb tussendoor één keer met [naam2] gebeld over de Testarossa. Dat ging over het adres van Kroymans dat ik wilde doorgeven aan de verzekering. Ik heb de auto verzekerd en verzekerd gehouden. Niet omdat dat besproken was, maar omdat het mijn auto was.
2.5
[naam1] heeft over de bespreking op 6 oktober 2017 verklaard:
Ik denk dat ik het was die kwam met het voorstel om de Testarossa in consignatieverkoop te nemen. Er is toen ook besproken wat dat inhield. Namelijk dat [appellant] eigenaar bleef, dat hij de auto verzekerd moest houden, in ieder geval tegen brand en diefstal, en dat bij verkoop een bescheiden commissie zou worden gerekend van 2.5 %.
en
Ik heb naar [appellant] de bewoordingen gebruikt dat híj de auto afdoende verzekerd moest houden en niet de letterlijke bewoordingen dat eventuele schade en/of waardevermindering voor eigen rekening en risico komt.
2.6
Deze verklaring komt overeen met de verklaring die hij kort na de diefstal op
8 februari 2018 aan het door de verzekeraar van [appellant] ingeschakelde onderzoeksbureau heeft afgelegd.
Bij consignatieverkoop worden door ons met de klant geen nadere afspraken gemaakt in het kader van de verzekering, beveiliging en stalling van de te verkopen auto dan uitsluitend dat de klant zorg moet (blijven) dragen voor afdoende verzekering van de auto tegen brand en diefstal. Hij is en blijft tijdens deze consignatieverkoop eigenaar van de auto.
Met de heer [appellant] is nadrukkelijk besproken dat hij zorg zou dragen voor de verzekering van de 512 TR, hij heeft daarover zelfs nog een keer met [naam2] gebeld en bij die gelegenheid is hem dat nog een keer meegedeeld.
Wat wij niet wisten en ons vooraf niet bekend gemaakt is, is dat deze auto slechts verzekerd was voor het taxatiebedrag uit 2012, wij menen € 85.000,00 Dit is ons pas achteraf, na de diefstal van deze auto, bekend geworden. Het verzekerde bedrag is thans veel lager dan de huidige dagwaarde van deze auto.
2.7
[naam2] heeft over de bespreking op 6 oktober 2017 verklaard:
We hebben in het kader van de consignatieovereenkonst uitdrukkelijk besproken: de vraagprijs van de Testarossa, de hoogte van de commissie, het feit dat [appellant] eigenaar bleef van de Testarossa, dat er geen tenaamstelling wijziging zou plaatsvinden, dat hij de auto afdoende verzekerd moest houden en dat hij zijn eigen verzekering [hof: niet] moest stopzetten omdat hij risico liep op een boete. Ik herinner mij nog vaag dat [appellant] in dat gesprek vroeg voor wie de schade is als de boel hier in de brand vliegt. Ik heb toen gezegd dat die schade voor hem zou zijn. Dat valt niet onder onze verzekering.
Bewijswaardering
2.8
Het hof acht Kroymans gelet op voornoemde verklaringen van [naam1] en [naam2] in het bewijs geslaagd dat tussen partijen is overeengekomen dat [appellant] de auto afdoende verzekerd moest houden. Te meer nu [appellant] daar ook naar heeft gehandeld. Hij heef de auto verzekerd gehouden en hij heeft in dat kader aan de verzekeraar meegedeeld dat de auto bij Kroymans stond. [appellant] is echter tekortgeschoten in de verplichting, om de Ferrari 512 TR afdoende verzekerd te houden.
Dit volgt ook uit zijn verklaring tijdens de comparitie bij de rechtbank:
De taxatie die ik heb laten maken was voor de verzekering. Ik reed niet met de auto, maar hij moest verzekerd worden. Hij stond altijd gewoon veilig en kon niet weg, dus ik heb niet de verzekerde waarde laten verhogen. Ik heb nooit met Kroymans gesproken over de verzekerde waarde. Ik heb niet met Kroymans besproken dat zij de auto zouden verzekeren. Ik heb gevraagd of Kroymans contact wilde opnemen met mijn verzekeraar zodat deze kon bevestigen waar de auto stond.
[appellant] heeft de Ferrari 512 TR verzekerd tegen de waarde op basis van een taxatierapport voor € 85.000,-. Vaststaat dat zijn verzekeraar die waarde aan hem heeft uitgekeerd. Dat die uitkering lager was dan de volgens [appellant] werkelijke, veel hogere waarde, € 189.500,- is niet het gevolg van enig handelen van Kroymans, maar heeft uitsluitend te maken met de verzekerde waarde, die beduidend lager lag en waarvoor [appellant] zelf de verantwoordelijkheid droeg. De schade die hij stelt te hebben geleden is dan ook het gevolg van zijn eigen tekortkoming in de nakoming van de consignatieovereenkomst. Indien [appellant] de auto had verzekerd tegen de volgens hem werkelijke waarde, met andere woorden de auto afdoende verzekerd had gehouden, ligt het in de rede dat de verzekeraar dat bedrag aan schadevergoeding had uitgekeerd en [appellant] geen schade had geleden. Feiten en omstandigheden dat dit niet het geval zou zijn geweest zijn niet gesteld of gebleken.
2.9
[appellant] heeft daarnaast aangevoerd dat Kroymans onrechtmatig jegens hem heeft
door:
- het zonder toestemming van [appellant] meenemen van de Ferrari naar de autobeurs ,
- het (onbeveiligd) achterlaten van de Ferrari in een parkeergarage,
- het onvoldoende toezicht houden op de Ferrari,
- het onvoldoende toezicht houden op de sleutels van de Ferrari,
- het niet verzekerd houden van de auto door Kroymans tegen brand en diefstal.
2.1
Met betrekking tot het laatste verwijt geldt dat hiervoor is vastgesteld dat deze verplichting op [appellant] rustte. Met betrekking tot de overige handelingen merkt het hof op dat de beweerdelijk geleden schade voortvloeit uit het feit dat [appellant] is tekort geschoten in zijn contractuele verplichting om de auto afdoende verzekerd te houden. Daarop strandt zijn vordering. Genoemde handelingen stonden er immers niet aan in de weg dat de verzekeraar heeft uitgekeerd.
2.11
Het hof komt aan het geven van verdere bewijsopdrachten niet toe, omdat wat te bewijzen wordt aangeboden niet tot een andere uitkomst kan leiden.
Slotsom
De grieven slagen niet. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van Kroymans worden veroordeeld. Die kosten worden vastgesteld op: € 5.382,- voor verschotten en op € 13.112,- voor salaris advocaat (4 punten, tarief V) en de nakosten en de wettelijke rente als in het dictum vermeld.

3.De beslissing

Het hof beslist in hoger beroep als volgt:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 25 april 2019;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 5.382,- aan verschotten en op € 13.112,- voor geliquideerd salaris van de advocaat,
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J. Wichers en P. Roorda en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2021.