In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige zoon over de wijziging van zijn voornamen en geslachtsnaam. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om toestemming voor deze wijzigingen, terwijl de vader zich verzet tegen de aanvragen. De minderjarige, geboren in 2007, heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder en heeft in het verleden een zorgregeling met de vader gehad. De moeder stelt dat de huidige namen de minderjarige belemmeren in zijn identiteit en dat hij een sterke wens heeft om zijn naam te wijzigen. De vader betwist dit en stelt dat de namen een bewuste keuze zijn geweest die de verbondenheid met beide families weerspiegelen. Het hof heeft de zaak op 26 oktober 2021 behandeld en geconcludeerd dat de verzoeken van de moeder niet in het belang van de minderjarige zijn. Het hof oordeelt dat de minderjarige nog te jong is om de gevolgen van een naamswijziging volledig te overzien en dat het belangrijk is om te wachten tot hij ouder is. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 31 december 2020, die de verzoeken van de moeder afwees, is door het hof bekrachtigd.