ECLI:NL:GHARL:2021:10071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.408
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ouders over wijziging van voornamen en geslachtsnaam van minderjarige zoon

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige zoon over de wijziging van zijn voornamen en geslachtsnaam. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om toestemming voor deze wijzigingen, terwijl de vader zich verzet tegen de aanvragen. De minderjarige, geboren in 2007, heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder en heeft in het verleden een zorgregeling met de vader gehad. De moeder stelt dat de huidige namen de minderjarige belemmeren in zijn identiteit en dat hij een sterke wens heeft om zijn naam te wijzigen. De vader betwist dit en stelt dat de namen een bewuste keuze zijn geweest die de verbondenheid met beide families weerspiegelen. Het hof heeft de zaak op 26 oktober 2021 behandeld en geconcludeerd dat de verzoeken van de moeder niet in het belang van de minderjarige zijn. Het hof oordeelt dat de minderjarige nog te jong is om de gevolgen van een naamswijziging volledig te overzien en dat het belangrijk is om te wachten tot hij ouder is. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 31 december 2020, die de verzoeken van de moeder afwees, is door het hof bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.408
(zaaknummer rechtbank Gelderland 363830)
beschikking van 26 oktober 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.A.J. Spierings te Nijkerk,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.E. van Nisselrooij te Zutphen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
mr. [de bijzondere curator], in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna nader te noemen [de minderjarige] ,
kantoorhoudende te Arnhem,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 februari 2020 en 31 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 31 december 2020 wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 maart 2021;
  • het verweerschrift van de vader met producties, en
  • twee journaalberichten van mr. Spierings van respectievelijk 12 april 2021 en 17 september 2021 met producties.
2.2
Op 27 september 2021 is de hierna nader te noemen [de minderjarige] verschenen, die in aanwezigheid van de griffier door de voorzitter is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 september 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • [naam1] namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de
raad).
De bijzondere curator is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2007 te [woonplaats2] .
3.2
De vader heeft [de minderjarige] op 30 mei 2007 erkend. De moeder was van rechtswege belast met het gezag over [de minderjarige] . Bij beschikking van 7 februari 2012 heeft de rechtbank [woonplaats2] de vader en de moeder gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.4
Bij vonnis in kort geding van 27 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een zorgregeling tussen de vader
en [de minderjarige] vastgesteld, waarbij [de minderjarige] volgens de reguliere regeling een dag per week bij de vader verblijft. De ouders hebben die regeling in september 2015 aangepast. Zij hebben toen onder andere afgesproken dat [de minderjarige] in plaats van een dag per week, twee dagen per twee weken bij de vader verblijft en dan een nacht bij de vader blijft slapen. In 2016 hebben de ouders een reguliere zorgregeling van een weekend per veertien dagen in een convenant vastgelegd. Sinds februari 2019 wordt geen enkele uitvoering meer gegeven aan een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift van 18 december 2019 heeft de moeder de rechtbank verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de vader te bevelen zijn medewerking te verlenen aan indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] ;
voor zover dit niet binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking
geschiedt, aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende instemming van de vader, opdat de moeder namens [de minderjarige] zelfstandig het verzoekschrift tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (thans: het ministerie van Justitie en Veiligheid, verder te noemen: het ministerie) kan indienen;
de vader te bevelen zijn medewerking te verlenen aan indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de voornamen van [de minderjarige] ;
voor zover dit niet binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking
geschiedt, aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende
instemming van de vader, opdat de moeder namens [de minderjarige] zelfstandig het verzoekschrift tot wijziging van de voornamen bij de rechtbank kan indienen.
4.2
De vader heeft verweer gevoerd en de rechtbank gevraagd de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel haar verzoeken af te wijzen.
4.3
Bij beschikking van 5 februari 2020 heeft de rechtbank onder meer mr. [de bijzondere curator] tot bijzondere curator benoemd en de beslissing op de verzoeken van de moeder aangehouden.
4.4
Bij de bestreden beschikking van 31 december 2021 heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder afgewezen.
4.5
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grieven beoogt zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De moeder verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat:
i. de vader zijn medewerking dient te verlenen aan indiening van het verzoekschrift tot
wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] ;
voor zover dit niet binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking
geschiedt, aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende
instemming van de vader, opdat de moeder namens [de minderjarige] zelfstandig het verzoekschrift tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] bij het ministerie kan indienen;
de vader zijn medewerking dient te verlenen aan indiening van het verzoekschrift tot
wijziging van de voornamen van [de minderjarige] ;
voor zover dit niet binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking
geschiedt, aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende
instemming van de vader, opdat de moeder namens [de minderjarige] zelfstandig het verzoekschrift tot wijziging van de voornamen bij de rechtbank kan indienen.
4.6
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep dan wel de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders verschillen van mening over de indiening van een verzoek tot wijziging van de voornamen van [de minderjarige] bij de rechtbank en de indiening van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] bij het ministerie.
5.2
In artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger door de Koning kan worden gewijzigd. In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging (verder te noemen: het besluit) zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamwijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld. Ingevolge artikel 3 lid 1 van het besluit wordt de geslachtsnaam van een minderjarige gewijzigd op eensluidend verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht. In artikel 3 lid 4 onder c van het besluit is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.
5.3
Het hof stelt vast dat geen sprake kan zijn van een rechtstreekse toetsing door de burgerlijke rechter van het verzoek van de moeder aan artikel 3 van het besluit, aangezien dit besluit zich richt tot de Koning en toetsing daaraan is voorbehouden aan de Koning.
5.4
Nu de wettelijke vertegenwoordigers van [de minderjarige] van mening verschillen over de vraag of al dan niet een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] moet worden ingediend, is sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW. Dit artikel vormt voor de burgerlijke rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beide ouders of van één van hen aan de rechtbank (of in hoger beroep: aan het hof) kunnen worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Dit betekent dat het hof weliswaar rekening houdt met de omstandigheid dat artikel 3 van het besluit het primaat legt bij de mening van de minderjarige van 12 jaar of ouder, maar dat dit binnen het toetsingskader van artikel 1:253a BW niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn. Voordat de rechter een beslissing neemt, beproeft hij een vergelijk tussen de ouders.
5.5
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan.
5.6
Artikel 1:253i lid 1 BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening de ouders het kind gezamenlijk vertegenwoordigen in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen hiertoe ook bevoegd is, mits niet is gebleken van bezwaren van de andere ouder. In dit geval is gebleken van bezwaren van de vader, zodat de moeder alleen niet bevoegd is om [de minderjarige] te vertegenwoordigen bij de indiening van een verzoek tot wijziging van zijn voornamen. Het geschil van de vader en de moeder over de indiening van dit verzoek is - net als het geschil over de indiening van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] - een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW.
5.7
De moeder stelt dat [de minderjarige] een lang gekoesterde wens heeft om zijn naam ‘ [de minderjarige] ’ te wijzigen in ‘ [de minderjarige] [(met) achternaam verzoekster] ’ en dat die wijziging in het belang van [de minderjarige] is. Zij voert onder andere het volgende aan. De naam ['tweede voornaam minderjarige'] verwijst naar de vader van de moeder en de naam ['derde voornaam minderjarige'] verwijst naar de vader én naar de vader van de vader. Het was niet een gezamenlijke keuze van de ouders om [de minderjarige] meer dan één voornaam te geven: de vader heeft bij de geboorteaangifte zijn voornaam (die gelijk is aan die van zijn vader) opgedrongen. Toen bleek dat de vader onvermurwbaar was, heeft de moeder nog wel kunnen bewerkstelligen dat [de minderjarige] ook naar haar vader zou worden vernoemd. [de minderjarige] voelt zich ernstig belemmerd door het dragen van zijn tweede en derde voornaam. De christelijke doopnaam ‘ ['derde voornaam minderjarige'] ’ verwijst naar een geloof waarmee [de minderjarige] zich niet vereenzelvigt. [de minderjarige] heeft de vader van de vader nooit gekend. Hij vindt het belangrijk een eigen identiteit te hebben. Hij voelt zich het meest zichzelf met één, internationale, voornaam. [de minderjarige] vindt het eerlijk dat als de naam van de kant van de vader komt te vervallen, dan ook de naam van de kant van de moeder komt te vervallen. De geslachtsnaam van de vader doet [de minderjarige] denken aan de nare periodes die hij met de vader heeft meegemaakt en geeft hem het gevoel dat hij niet bij de familie van de moeder hoort. De wijziging van de geslachtsnaam heeft geen gevolgen voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] , aangezien [de minderjarige] al zo lang hij zich kan herinneren de geslachtsnaam ‘ [(met) achternaam verzoekster] ’ gebruikt in zijn dagelijkse leven. [de minderjarige] wil die naam ook kunnen gebruiken bij officiële aangelegenheden.
5.8
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij betwist dat hij bij de geboorteaangifte heeft aangedrongen op zijn voor- en achternaam. De ouders hebben destijds bewust gekozen voor de namen van [de minderjarige] om de verbondenheid van [de minderjarige] met beide families en met beide culturen (Nederlandse en Turkse) tot uitdrukking te brengen. De moeder heeft al ruim voordat [de minderjarige] werd geboren toestemming gegeven voor de geslachtsnaam ‘ [achternaam verweerder] ’. Onvoldoende is gebleken dat de voornamen ‘ ['tweede voornaam minderjarige'] ’ en ‘ ['derde voornaam minderjarige'] ’ [de minderjarige] ernstig belemmeren in zijn dagelijkse leven. De naam ‘ ['derde voornaam minderjarige'] ’ is van oorsprong een Germaanse naam. De naamswijziging zal tot gevolg hebben dat de laatste verbinding die [de minderjarige] nog heeft met de vader wordt verbroken. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] kan de emotionele gevolgen van een naamswijziging niet voldoende overzien.
5.9
De bijzondere curator heeft op 30 augustus 2020 op basis van de gesprekken die zij heeft gevoerd met de moeder, de vader en [de minderjarige] gerapporteerd dat de keuze van de voornamen een bewuste keuze is geweest van de ouders en dat [de minderjarige] niet kan uitleggen waarom hij de voornamen ‘ ['tweede voornaam minderjarige'] ’ en ‘ ['derde voornaam minderjarige'] ’ niet meer wenst, behalve dan dat die namen hem geen goed gevoel meer geven. Uit het rapport komt verder naar voren dat [de minderjarige] volhardt in zijn wens om zijn achternaam te wijzigen en dat die wens voortkomt uit de diepgewortelde overtuiging van [de minderjarige] dat de vader niet het goede met hem voor heeft en dat de normen en waarden waarnaar de vader en hij leven principieel van elkaar verschillen. In hoger beroep is geen aanvullende informatie van de bijzondere curator binnengekomen.
5.1
De raad heeft op de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om de verzoeken van de moeder af te wijzen. De raad begrijpt de wens van [de minderjarige] om de officiële situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, maar de raad meent dat [de minderjarige] de gevolgen van een naamswijziging niet kan overzien. Volgens de raad is een (geslachts)naamswijziging heel ingrijpend en is in geval van een verzoek tot (geslachts)naamwijziging vrijwel altijd sprake van onderliggende problematiek. De raad ziet daarvan ook signalen bij [de minderjarige] en daarover maakt de raad zich zorgen. Als de geslachtsnaam ‘ [achternaam verweerder] ’ zou worden gewijzigd in ‘ [(met) achternaam verzoekster] ’ betekent dit dat [de minderjarige] een groot deel van zichzelf ontkent.
5.11
Nu gebleken is dat de ouders niet tot een vergelijk kunnen komen, dient het hof te beoordelen of de verzoeken van de moeder in het belang van [de minderjarige] zijn.
5.12
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende onderbouwd waarom de voornaamswijziging in het belang is van [de minderjarige] . In het gesprek met de bijzondere curator kon [de minderjarige] ook niet goed uitleggen waarom hij de voornamen ‘ ['tweede voornaam minderjarige'] ’ en ‘ ['derde voornaam minderjarige'] ’ niet meer wenst en tijdens het zogeheten kindgesprek met de voorzitter heeft [de minderjarige] zelfs gezegd dat die voornamen hem niet zo veel uitmaken. Net als de rechtbank zal het hof het verzoek van de moeder met betrekking tot de voornaamswijziging daarom afwijzen.
5.13
Het hof is verder met de rechtbank en de raad van oordeel dat de wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] niet in het belang is van [de minderjarige] . Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
5.14
De wens van [de minderjarige] om officieel dezelfde achternaam te hebben als de moeder is op zichzelf begrijpelijk, maar het hof maakt zich net als de raad zorgen over de gevolgen van de geslachtsnaamwijziging voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] , vooral vanwege de stelligheid waarmee [de minderjarige] zijn vader afwijst. De identiteit van [de minderjarige] is bepaald door wie zijn ouders zijn. De vader én zijn naam zijn onderdeel van de identiteit van [de minderjarige] . Daaraan doet niet af dat [de minderjarige] al sinds februari 2019 (vrijwel) geen contact heeft met de vader, hij in zijn dagelijks leven de achternaam van de moeder gebruikt en hij zich momenteel meer verbonden voelt met de moeder dan met de vader. De geslachtsnaam van de vader is op dit moment de enige verbinding tussen [de minderjarige] en de vader. Wijziging van die naam verbreekt deze laatste schakel. Naamswijziging gaat dan om meer dan de wens van [de minderjarige] om ook officieel de achternaam te kunnen voeren die hij in de praktijk gewend is te dragen.
5.15
Daarbij komt dat [de minderjarige] in de pubertijd zit, een fase waarin kinderen volop bezig zijn met de ontwikkeling van hun identiteit en met het vormen van een eigen mening. Het hof houdt er net als de rechtbank rekening mee dat een wijziging van de geslachtsnaam de eenzijdige richting waarin [de minderjarige] zich ontwikkelt zal versterken en [de minderjarige] ’s ongenuanceerde opvattingen over zijn vader zal bevestigen. [de minderjarige] is nu heel stellig over (het contact met) de vader, maar het is zeker niet uit te sluiten dat hij in een latere fase van zijn leven andere opvattingen ontwikkelt over de band die hij met de vader wil of kan onderhouden. [de minderjarige] lijkt sinds de indiening van het inleidend verzoekschrift ook al minder stellig te zijn geworden over de voornaamswijziging. Het hof acht het daarom op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] om zijn geslachtsnaam te laten wijzigen. Het belang van [de minderjarige] bij een goede identiteitsontwikkeling weegt naar het oordeel van het hof zwaarder dan de door de moeder en/of [de minderjarige] genoemde belangen om de geslachtsnaam van de moeder te dragen.
5.16
Verder zal de geslachtsnaamwijziging naar het oordeel van het hof het verdriet of de boosheid van [de minderjarige] jegens de vader niet verminderen of veranderen. Als [de minderjarige] meerderjarig is, heeft hij meer afstand tot zijn emoties en kan hij de consequenties van geslachtsnaamwijziging beter overzien. Hij kan dan zelf een verzoek tot wijziging van zijn geslachtsnaam indienen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Op de volgende bladzijde zal het hof de beslissing aan [de minderjarige] uitleggen.

7.Uitleg voor [de minderjarige]

7.1
, deze rechtszaak gaat over jouw wens om jouw voornamen en jouw achternaam te laten veranderen. Jouw moeder vraagt het hof te bepalen dat jouw vader meewerkt aan haar aanvragen om jouw achternaam en voornamen te wijzigen of, als het hof dit niet doet, haar toestemming te geven om de aanvragen alleen te doen. Volgens de wet moet het hof in zo’n geval een beslissing nemen die het hof in het belang van de minderjarige, dus van jou, vindt.
7.2
Het hof heeft geluisterd naar wat jouw ouders, de raad voor de kinderbescherming en jij hierover hebben gezegd en het hof heeft het verslag van de bijzondere curator gelezen. Het hof begrijpt dat het voor jou heel belangrijk is dat jij de achternaam van jouw moeder krijgt. Jij gebruikt deze naam al je hele leven zodat jij wilt dat ook op officiële papieren, zoals jouw schooldiploma, de naam [(met) achternaam verzoekster] komt te staan. Bovendien voel jij je meer verbonden met jouw moeder en haar familie dan met jouw vader en zijn familie. Jij vindt het zelfs vervelend wanneer je ermee wordt geconfronteerd dat jij officieel de achternaam van jouw vader draagt. Al een paar jaar heb je geen contact meer met jouw vader en jij vindt dat jouw vader dingen doet die niet bij jou passen. Ook daarom wil jij zijn achternaam niet dragen. Toch is het hof van oordeel dat het niet in jouw belang is dat jouw achternaam nu wordt veranderd. Daarvoor geldt het volgende.
7.3
Jij bent nog jong en in deze fase van je leven ben jij jezelf nog volop aan het ontwikkelen. Vragen als ‘wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat wil ik?’ spelen in deze fase een grote rol. Net als de behoefte om een eigen, sterke, mening te hebben. Jouw wens om jouw achternaam te laten veranderen kan niet los worden gezien van deze vragen en ontwikkeling. Het hof vindt het daarom belangrijk dat wordt gewacht met de aanvraag om jouw achternaam te veranderen totdat jij ouder bent en jij jezelf beter kent. Het kan goed zijn dat jouw mening over jouw vader en de band die jij met hem wilt of kunt hebben nog verandert, ook al denk je nu misschien van niet. Een naamswijziging zal jouw verdriet of boosheid over jouw vader niet verminderen of veranderen. Net als de raad voor de kinderbescherming gaat het hof ervan uit dat jij als jij meerderjarig bent beter kunt overzien wat het voor jou betekent om jouw achternaam te laten veranderen. Als je deze wens nog steeds hebt als jij meerderjarig bent, dan kun jij zelf een aanvraag doen om jouw achternaam te veranderen.
7.4
Het hof is verder van oordeel dat jouw moeder niet duidelijk genoeg heeft uitgelegd waarom zij vindt dat verandering van jouw voornamen in jouw belang is. Het hof vindt het daarbij belangrijk dat jij in het gesprek met de rechter van het hof hebt gezegd dat die voornamen jou niet zoveel uitmaken.
7.5
Het hof zal daarom niet bepalen dat jouw vader moet meewerken aan de aanvragen voor de naamsveranderingen en het hof zal jouw moeder daarom ook geen toestemming geven om alleen die aanvragen te doen.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
31 december 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 26 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.