Uitspraak
wonende te [A] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.Z. Anink, kantoorhoudend te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Roggeveen, kantoorhoudend te Amsterdam.
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Achterstallige maandelijkse bijdrage namens [geïntimeerde] conform mail bevestiging
'Achterstallige maandelijkse verplichting van [geïntimeerde] aan [E] obv erfenis [B] periode dec 2014 tm Nov 2015'.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
I. de verdeling van de nalatenschap als volgt vast te stellen:
(i) de verdeling te gelasten conform het door [appellant] in zijn verweer gedane voorstel tot verdeling binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn;
5.De grieven en de vorderingen in hoger beroep
6.De beoordeling
schenkingenaan Omi niet heeft onderbouwd. Integendeel, zijn eerdere betoog over de
verplichtingtot maandelijkse betalingen aan Omi vanwege de bevoordeling van de vader en [F] bij de afwikkeling van de nalatenschap van opa, staat haaks op het bij een schenking vereiste vrijgevigheidsmotief. Óf er is sprake geweest van een afspraak, welke afspraak [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd, óf van een door de vader en zijn broer gevoelde morele verplichting. Voor dit laatste geldt dat nakoming daarvan niet als schenking kan worden aangemerkt.