In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 augustus 2019. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft aanslagen in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor de jaren 2013 tot en met 2015, waarbij ook boetes zijn opgelegd. Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij noch haar boekhouder de uitspraak van mei 2018 heeft ontvangen, waardoor zij niet tijdig beroep kon instellen. Tevens werd gewezen op de ziekte van de gemachtigde van belanghebbende, die een hartoperatie had ondergaan en een jaar uit de roulatie was geweest.
Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. De uitspraken op bezwaar waren gedateerd op 27 mei 2017 en 14 maart 2018, en belanghebbende heeft niet betwist dat deze zijn ontvangen. Het Hof oordeelde dat de beroepschriften te laat waren ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De argumenten van belanghebbende werden niet voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.