Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen voor hun kinderen, [verweerster2] en [verweerder3]. De man heeft in meerdere gerechtelijke procedures nagelaten om zijn inkomenspositie voldoende te onderbouwen, wat heeft geleid tot onnodige kosten voor de vrouw. De rechtbank Noord-Nederland had eerder bepaald dat de man € 279,- per kind per maand aan kinderalimentatie moest betalen, maar de man verzocht om deze bijdrage te verlagen naar nihil, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden en zijn vermeende ontoereikende inkomen.
Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie. Het hof oordeelde dat de man zijn draagkracht niet had aangetoond en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen om zijn inkomen inzichtelijk te maken. De rechtbank had vastgesteld dat de behoefte van de kinderen aan alimentatie € 279,- per kind per maand was, en dat de man, ondanks zijn beweringen, in staat was om deze bijdrage te betalen.
Daarnaast heeft het hof de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, omdat hij door zijn manier van procederen de vrouw onterecht op kosten had gejaagd. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 2.148,- voor het salaris van de advocaat en € 324,- aan griffierecht. Het hof benadrukte dat de man in eerdere procedures al was gewezen op de noodzaak van een goede onderbouwing van zijn inkomenspositie, maar hier wederom niet aan had voldaan. De beslissing van het hof werd op 26 november 2020 in het openbaar uitgesproken.