ECLI:NL:GHARL:2020:9849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
TBS P20/0139
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling en hervatting van de verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1973, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2020 vernietigd, waarin de rechtbank de terbeschikkingstelling met een jaar had verlengd en de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege had toegewezen. Het hof oordeelt dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd, omdat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van een jaar. De terbeschikkinggestelde had verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling, maar het hof oordeelt dat er nog steeds sprake is van een gevaar voor de veiligheid van anderen, mede door het gebruik van middelen en het niet naleven van voorwaarden. De deskundigen hebben geadviseerd dat de terbeschikkinggestelde intensieve begeleiding nodig heeft, en dat een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg niet mogelijk is. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot hervatting van de verpleging van overheidswege toegewezen, en de verzoeken van de verdediging om een zorgmachtiging en het horen van deskundigen afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

TBS P20/0139
Beslissing d.d. 12 november 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch centrum (FPC) [FPC] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2020, houdende toewijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege en de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar alsmede afwijzing van het verzoek om aanhouding teneinde de officier van justitie opdracht te geven tot het aanvragen van een zorgmachtiging zoals bedoeld in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en verder op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 9 april 2020;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 16 april 2020;
- de appelschriftuur van de raadsvrouw van 30 april 2020;
- de aanvullende informatie van GGZ [GGZ] van 7 augustus 2020;
- een Pro Justitia onderzoek van 27 oktober 2020, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
- de door de raadsvrouw ter zitting overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 29 oktober 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde wil dat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd. De maatregel duurt inmiddels ruim acht jaar en de proportionaliteit gaat een rol spelen. Kijkend naar het relatief lichte indexdelict en het matig-lage recidivegevaar, in combinatie met de duur van de terbeschikkingstelling en het gegeven dat het resocialisatietraject tot nu toe zeer moeizaam is verlopen, is een verlenging van de maatregel niet langer proportioneel. Dit geldt temeer nu psychiater Maksimovic heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling niet te verlengen, maar om de nodige zorg ofwel in het kader van een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) voort te zetten ofwel op vrijwillige basis. In het geval dit niet mogelijk blijkt, heeft de psychiater geadviseerd de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voort te zetten. Psychiater Sprock komt tot min of meer dezelfde conclusie.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het onderzoek aan te houden en enerzijds de officier van justitie te verzoeken ex artikel 5:19, tweede lid, Wvggz een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden en anderzijds de deskundigen Sprock en Maksimovic te horen. Bij de rechtbank is de mogelijkheid van een zorgmachtiging niet deugdelijk onderzocht.
Daarnaast heeft de terbeschikkinggestelde zich verzet tegen de hervatting van de verpleging van overheidswege. Door de incidenten is het recidiverisico niet verhoogd. Een klinische behandeling is niet zinvol en een hervatting zal leiden tot een opname in een nieuwe kliniek en daarom ook tot een lang traject. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de reclassering opdracht te geven om een indicatie aan te vragen voor een begeleide woonvorm.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is nog steeds sprake van een stoornis en ook het recidivegevaar wordt bij een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling nog als laag-matig ingeschat. Daarnaast is gebleken dat de terbeschikkinggestelde nog intensieve begeleiding nodig heeft. Gelet hierop is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. De terbeschikkinggestelde heeft zich de afgelopen periode niet één keer, maar meerdere keren niet aan de voorwaarden gehouden. Hij heeft zowel alcohol als cocaïne gebruikt. Uit de rapportages komt naar voren dat er een verhoogd recidiverisico is bij middelengebruik. De reclassering heeft aangegeven geen mogelijkheden meer te zien om op een verantwoorde wijze het toezicht in het kader van een voorwaardelijke beëindiging voort te zetten. De veiligheidsbelangen van de maatschappij dienen hier zwaarder te wegen dan de belangen van de terbeschikkinggestelde. Hierbij wordt nog steeds voldaan aan het vereiste van de proportionaliteit. Derhalve dient de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege te worden toegewezen. De verwachting is dat de behandeling meer tijd in beslag neemt dan de tijd die resteert bij de verlenging met een jaar. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank, met toewijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege en tot verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaar. Voor een zorgmachtiging op grond van de Wvggz acht de advocaat-generaal het nog te vroeg.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2012 is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit een misdrijf is dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Zowel de deskundige Maksimovic, in zijn rapport van 4 november 2019, als de deskundige Sprock, in haar rapport van 27 oktober 2020, heeft over de terbeschikkinggestelde gerapporteerd. Op basis van deze rapportages stelt het hof vast dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een psychotische stoornis (een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis) en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Tevens is bij hem sprake van cognitieve problematiek, in de zin van een verbaal functioneren op zwakbegaafd niveau en problemen met informatieverwerking. Verder is er, conform de diagnose van Sprock, sprake van een stoornis in alcoholgebruik (licht) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline trekken.
Anders dan de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het hof nog steeds sprake van een gevaar voor de veiligheid van anderen van wel de algemene veiligheid van personen. Dit blijkt uit het volgende.
Volgens psychiater Maksimovic hangt het risico op recidive nauw samen met de stoornissen van de terbeschikkinggestelde en diens verslavingsgevoeligheid voor cocaïne. Wanneer de terbeschikkinggestelde psychosevrij is (dankzij het gebruik van het depot antipsychoticum) en abstinent van cocaïne (dan wel andere middelen die een psychose kunnen aanwakkeren), is het risico op recidive laag. Als de terbeschikkinggestelde psychotisch wordt, dan wel ontremd raakt door het gebruik van cocaïne, stijgt het risico op recidive tot op zijn minst matig/laag.
Psychiater Sprock acht bij beëindiging van de maatregel het recidiverisico matig-laag vanwege het ontbreken van probleembesef en het beperkte ziekte-inzicht bij de terbeschikkinggestelde, zijn kwetsbaarheid ten aanzien van terugval in cocaïnegebruik, zijn impulsiviteit in combinatie met zijn naïviteit en het wegvallen van het toezicht. Er zal derhalve enige vorm van toezicht moeten zijn, waarbij deze volgens de psychiater vooral gericht dient te zijn op het gebruik van depotmedicatie en het stevig controleren op middelengebruik aangezien deze factoren direct delictgerelateerd zijn.
Uit de rapporten van de betrokken reclasseringsinstelling van 15 januari 2020 en 29 januari 2020 blijkt dat de terbeschikkinggestelde driemaal een officiële waarschuwing heeft gekregen vanwege het niet nakomen van de behandelverplichting in november en december 2019, het overtreden van het alcoholverbod blijkend uit een positieve urinecontrole op 28 december 2019 en omdat hij niet open is geweest over zijn verblijfplaats(en) in december 2019 en januari 2020. Verder volgt uit politiemutaties die worden aangehaald door de reclassering, dat de terbeschikkinggestelde op 10 november 2019 om drie uur ’s nachts onuitgenodigd zijn ex-partner heeft bezocht. Op 2 december 2019 heeft hij aangebeld bij een jonge vrouw omdat hij naar eigen zeggen een mobiele telefoon kwam teruggeven, die echter niet verloren bleek.
Dit is zorgwekkend gedrag dat enerzijds laat zien dat de terbeschikkinggestelde zich onttrekt aan noodzakelijke begeleiding en controle en anderzijds te relateren is aan diens delictscenario. Dit gedrag, waar de deskundigen hun adviezen mede op hebben gebaseerd, weegt zwaar in het oordeel van het hof dat bij de terbeschikkinggestelde nog steeds sprake is van herhalingsgevaar.
Verlenging
Na het hiervoor genoemde rapport van 4 november 2019, heeft de deskundige Maksimovic op 3 april 2020 opnieuw gerapporteerd. De incidenten en ruis in de afgelopen periode rondom de terbeschikkinggestelde hebben bij de deskundige tot het inzicht geleid dat de terbeschikkinggestelde een intensievere ambulante zorg nodig heeft dan tot nu toe het geval was. Volgens de psychiater zal de houding van de terbeschikkinggestelde echter niet veranderen en is hij wat dat betreft zeer beperkt tot niet leerbaar. Daarom wordt door de psychiater geen klinische behandeling geadviseerd. Dat wil volgens de psychiater zeggen dat de terbeschikkinggestelde een zeer intensief outreachend ambulant traject nodig heeft, met frequente zorgcontacten en een ‘lik op stuk beleid’. Een dergelijk traject dient uitvoerbaar te zijn binnen de GGZ. Omdat het niet te verwachten is dat dit op vrijwillige basis zal lukken, wordt een beëindiging van de maatregel zonder dat er een zorgmachtiging tot stand is gebracht, afgeraden. De psychiater heeft het advies gehandhaafd om de mogelijkheid te onderzoeken tot het afgeven van een zorgmachtiging krachtens de Wvggz.
Psychiater Sprock schrijft in haar advies dat er enige vorm van toezicht zal moeten zijn, vooral gericht op het gebruik van depotmedicatie en het stevig controleren op middelengebruik, aangezien deze factoren direct delictgerelateerd zijn. Het kader van voorwaardelijke beëindiging kent zijn moeilijkheden gezien het stelselmatig regelovertredend gedrag van de terbeschikkinggestelde, zijn neiging tot bagatelliseren en ontkennen en zijn gebrek aan openheid en transparantie. Zowel de reclassering als de GGZ hebben aangegeven geen begeleidingsmogelijkheden meer te zien. Alles overwegende heeft de psychiater geadviseerd de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met een jaar te verlengen om het komende jaar te kunnen evalueren.
Gelet op deze adviezen en het genoemde recidiverisico, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Aan dit oordeel ligt mede ten grondslag dat het hof op basis van de voorhanden gegevens vaststelt dat een zorgmachtiging, zoals voorgesteld door psychiater Maksimovic en de raadsvrouw, het gevaar dat van de terbeschikkinggestelde uitgaat, niet kan wegnemen. De aard van de problematiek en van het benodigde risicomanagement maakt naar het oordeel forensische zorg en beveiliging noodzakelijk. Daarnaast heeft de betrokken GGZ-instelling geadviseerd dat een zorgmachtiging niet aan de orde is, een oordeel dat is overgenomen door psychiater Sprock. Een nader onderzoek naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging en het horen van de deskundigen Maksimovic en Sprock is naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk.
Aan een verlenging van de maatregel staat niet in de weg dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 januari 2012 en dus thans meer dan acht jaar loopt. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten feitelijke aanranding van de eerbaarheid, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging van de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsvrouw is het hof evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Immers, niet alleen het tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar.
Hervatting
Het hof kan, op vordering van het openbaar ministerie, een last tot hervatting van de verpleging van overheidsweg geven indien een gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel van de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist.
Psychiater Maksimovic heeft in zijn rapport van 3 april 2020 geschreven dat de houding van de terbeschikkinggestelde niet zal veranderen en hij wat dat betreft zeer beperkt tot niet leerbaar is. Daarom wordt door de psychiater geen klinische behandeling geadviseerd. De terbeschikkinggestelde heeft een directieve aansturing van het gedrag nodig, in combinatie met het toedienen van het depot en het ondersteunen van abstinentie ten aanzien van cocaïne. Een ambulant traject moet daarop worden aangepast. Ook wordt een hervatting van de verpleging afgeraden omdat bij een resocialisatiepoging vanuit een FPC of een FPK zich hoogstwaarschijnlijk weer dezelfde problemen voor zullen gaan doen.
Psychiater Sprock ziet evenmin meerwaarde in een ‘nieuwe’ klinische behandeling. Volgens de psychiater zijn er nu twee mogelijkheden: een nieuwe poging in te zetten op een voorwaardelijke beëindiging of een hervatting van de dwangverpleging met een nieuwe behandelpoging in een nieuwe kliniek. Deze nieuwe behandelpoging zou zich, naar de mening van de psychiater, niet zozeer op behandeling dienen te richten, maar op resocialisatie via transmuraal verlof naar begeleid wonen en wellicht een tussenstap met proefverlof. De psychiater heeft zelf de voorkeur voor de eerste optie omdat de terbeschikkinggestelde hierbij nog perspectief kan ervaren. Volgens de psychiater is het belangrijk om contact met de terbeschikkinggestelde te houden, gezien de afweer die hij heeft tegen de maatregel.
De reclassering heeft in verschillende rapportages naar voren gebracht dat zij het risico op recidive hoog inschat op basis van de hiervoor genoemde overtredingen van de voorwaarden en de ernstige zorgsignalen die zijn geuit. Het is voor de reclassering onmogelijk om adequaat toezicht te houden op de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde lijkt zeer beperkt openheid van zaken te geven en de inschatting is dat hierin weinig progressie valt te verwachten. De reclassering heeft meerdere malen contact gelegd met de tbs-officier van justitie om kenbaar te maken dat er beperkt zicht is op de terbeschikkinggestelde, ondanks intensief toezicht. De reclassering acht het risico op sociaal-maatschappelijk afglijden groot en daarmee ook het risico op delictgedrag. In een ambulant kader is dit risico niet te beheersen. Om het risico te beperken is dwangverpleging nodig. De reclassering heeft aangegeven de verantwoordelijkheid om toezicht op bijzondere voorwaarden te houden niet te kunnen dragen, omdat er geen gedragsbeïnvloeding mogelijk is. De GGZ heeft de behandeling reeds beëindigd om dezelfde reden. De reclassering heeft de hervatting van de verpleging van overheidswege geadviseerd.
Het hof stelt, met de reclassering en de onafhankelijk deskundigen, vast dat de nog steeds aanwezige stoornis begeleiding en behandeling van de terbeschikkinggestelde onder te stellen voorwaarden bemoeilijkt. De terbeschikkinggestelde is niet begeleidbaar gebleken binnen het huidige kader. Hij heeft zich meerdere keren niet gehouden aan de hem gestelde voorwaarden en daar waarschuwingen voor gekregen. Hij heeft geen inzicht gegeven in zijn gedrag en heimelijk gedrag vertoond. Bovendien heeft hij zowel alcohol als cocaïne gebruikt, waarbij het hof -met de rechtbank- opmerkt dat uit de rapporten blijkt dat sprake is van een verhoogd recidiverisico bij psychotische decompensatie en bij middelengebruik. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor begeleiding van de terbeschikkinggestelde binnen het huidige kader. Ook de onafhankelijke deskundigen hebben vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een intensievere ambulante zorg nodig heeft dan tot nu toe het geval was. Gebleken is dat een zorgmachtiging niet tot de mogelijkheden behoort. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het hof op dit moment een dwingend behandelkader ter voorkoming van recidive geboden acht, is het hof met de rechtbank en deels anders dan de deskundigen, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging van overheidswege eist.
Het verzoek van de verdediging om de reclassering opdracht te geven om een indicatie aan te vragen voor een begeleide woonvorm, wordt afgewezen omdat, gelet op het voorgaande, de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken.
Het hof merkt op dat een hervatting van de verpleging van overheidswege niet noodzakelijkerwijs wil zeggen dat er hele nieuwe behandeling moet komen, maar dat er ook vanuit een beveiligde omgeving toegewerkt kan worden naar resocialisatie, eventueel in de lijn zoals beschreven door de deskundigen Maksimovic en Sprock.
Termijn van de verlenging
Vervolgens is de vraag aan de orde met welke termijn de maatregel dient te worden verlengd. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. Het openbaar ministerie acht een verlenging met twee jaar aangewezen.
Het hof laat zich bij de verlenging van de terbeschikkingstelling leiden door het uitgangspunt dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van één jaar, in dit geval tot 20 januari 2021, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. De verpleging van overheidswege wordt hervat en de terbeschikkinggestelde staat weer aan het begin van zijn resocialisatietraject.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en het verzoek om de reclassering opdracht te geven om een IFZ-indicatie aan te vragen voor een begeleide woonvorm;
Wijst afhet verzoek om de deskundigen I. Maksimovic en M.M. Sprock op te roepen;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde];
Wijst toede vordering van officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar;
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. M.J.C. Dijkstra als raadsheren,
en dr. W.J. Canton en drs. D.M.L. Versteijnen als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 12 november 2020 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.