In deze zaak verzoeken broers A en B de rechtbank om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van hun broer C. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en heeft C een schone lei verleend. Broers A en B gaan in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof overweegt dat volgens artikel 355 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) alleen schuldenaren en schuldeisers in hoger beroep kunnen komen tegen een vonnis waarin de schuldsaneringsregeling is beëindigd. De vraag is of A en B als schuldeisers kunnen worden aangemerkt. A en B stellen dat zij een regresvordering op C hebben, maar het hof oordeelt dat zij niet kunnen worden aangemerkt als schuldeisers in de zin van artikel 355 Fw, omdat zij nog niet meer hebben betaald dan hun aandeel in de hoofdelijke schuld aan Enexis. Het hof verklaart hen niet-ontvankelijk in hun hoger beroep en veroordeelt hen in de proceskosten van C. De uitspraak van het hof is gedaan op 26 november 2020.