ECLI:NL:GHARL:2020:9814

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
21-000792-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1978 en wonende te [woonplaats], was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 12 november 2020, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 januari 2019, waarin hij werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 augustus 2016 tot en met 18 oktober 2016 in de gemeente Maasdriel, in een woning aan [adres], ongeveer 1130 hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De politie vond de hennepkwekerij in een loods achter de woning van de verdachte. De verdachte ontkende betrokkenheid en stelde dat hij geen gebruik maakte van de loods, maar het hof achtte zijn verklaring ongeloofwaardig. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, ondanks zijn verweer.

De strafoplegging door het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en met de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000792-19
Uitspraak d.d.: 26 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 30 januari 2019 met parketnummer 05-240446-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een iets andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2016 tot en met 18 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Maasdrieltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in de uitoefening van bedrijf en/of beroep, althans opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1130 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 1130 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan.
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2016 tot en met 18 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Maasdrieltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] , heeft weggenomen een of meer hoeveelheid/-heden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (verbreken/forceren van verzegeling van de meterkast en/of het 'buiten de meter om' aanbrengen van een stroomaansluiting).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van (het plegen van) de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe kortgezegd aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezige hennepkwekerij en de diefstal van stroom.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op 27 oktober 2016 heeft de politie in een vrijstaande loods achter de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] 1130 hennepplanten aangetroffen. De in werking zijnde hennepkwekerij stond in twee ondergrondse ruimtes.
Verdachte ontkent alle betrokkenheid. Hij heeft verklaard dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de kelder onder de loods. De verschillende materialen die door de ter plekke aanwezige verbalisanten in de loods zijn aangetroffen, waren niet bestemd voor het kweken van hennep, maar deze waren eerder gebruikt voor het kweken van (onder andere) koikarpers.
Verdachte verklaart verder dat in de zomer van 2016 op het land achter de loods een grote hoeveelheid rozenbottels is geplant, waarbij veel ingehuurde personen waren betrokken. Het planten van de rozenbottels bracht veel vervoersbewegingen met zich mee. Verdachte was toentertijd arbeidsongeschikt en niet vaak thuis waardoor hij geen volledig zicht had op alle werkzaamheden. Zonder zijn medeweten is door derden in de kelder onder de loods een kwekerij gebouwd en een illegale aansluiting gemaakt die de hennepkwekerij voorzag van elektriciteit.
Het hof acht deze door verdachte gegeven verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte eigenaar is van het vrijstaande bedrijfspand, zijnde een loods, die direct achter zijn woning aan de [adres] te [plaats] staat. Verdachte heeft opdracht gegeven tot het verbouwen van de loods, die nog in aanbouw was ten tijde van het aantreffen van de ondergrondse hennepkwekerij. Verdachte had toegang tot deze loods, nu deze voor zijn eigen bedrijf was bestemd. In de loods zijn op verschillende plaatsen materialen aangetroffen die behoren bij de inventaris van een hennepkwekerij. Daarnaast zijn er diverse installaties aangetroffen die behoorden bij de hennepkwekerij. Het dossier bevat geen concrete aanknopingspunten dat derden bij de ondergrondse professionele hennepkwekerij betrokken zouden zijn geweest.
Daarbij komt dat de verdachte zich tijdens het politieverhoor heeft beroepen op zijn zwijgrecht en dat vervolgens op een later tijdstip door de verdachte wisselende verklaringen naar voren zijn gebracht over de loods en wat daarin gebeurde. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als pleger heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij inof omstreeksde periode van 9 augustus 2016 tot en met 18 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Maasdrieltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in de uitoefening van bedrijfen/of beroep,althans opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad(in een woning aan [adres] )een hoeveelheid van(in totaal)ongeveer 1130 hennepplanten,althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 1130 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplantenen/of delen daarvan.
2.
hij inof omstreeksde periode van 9 augustus 2016 tot en met 18 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Maasdrieltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigeningin/uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen een of meer hoeveelheid/-heden elektriciteit,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachteen/of zijn mededaderszich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie/datweg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hunbereik heeft gebracht door middel vanbraak en/ofverbreking (verbreken/forcerenvan verzegeling van de meterkast en/ofhet 'buiten de meter om' aanbrengen van een stroomaansluiting).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 230 uren, subsidiair 115 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht om oplegging van een voorwaardelijke taakstraf dan wel een lagere onvoorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Ook is het algemeen bekend dat achter de productie en verkoop van hennep criminele activiteiten schuilgaan. De verdachte heeft, door zich schuldig te maken aan het telen van hennep, bijgedragen aan het in stand houden van dergelijke criminele activiteiten. Door de voor hennepteelt benodigde stroom op illegale wijze af te nemen heeft de verdachte inbreuk gepleegd op het eigendomsrecht van een ander.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 9 oktober 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de LOVS-afspraken met betrekking tot artikel 3 onder B van de Opiumwet. In het geval van een hennepkwekerij met een omvang van 500 tot 1000 hennepplanten betekent dat een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Dit oriëntatiepunt ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit en ziet op een mindere hoeveelheid planten dan de hoeveelheid die is aangetroffen in de loods van verdachte (1130 hennepplanten).
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken, alsmede met het tijdsverloop.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Het hof zal deze straf dan ook opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. K.A.J.M. Wetzels en mr. M.J.C. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.J.C. van Essen, griffier,
en op 26 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 november 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. P. van Minnen, advocaat-generaal,
mr. H.A.C. Peters, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.