ECLI:NL:GHARL:2020:9769

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
21-005849-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens inbraak in een woning in een bedrijfspand met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor inbraak in een woning die deel uitmaakte van een bedrijfspand. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 270 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.498,50 aan materiële schade. De tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet naar een taakstraf van 54 uren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd. De verdachte heeft in hoger beroep zijn verantwoordelijkheid genomen en excuses aangeboden aan de benadeelde partij. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005849-19
Uitspraak d.d.: 25 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 6 november 2019 met parketnummer 16-135535-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 21-004508-16 en 23-001599-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden conform het vonnis van beroep. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen conform het vonnis van de rechtbank, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21-004508-16 toe te wijzen en om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 54 uren, en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23-001599-17 af te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. X.B. Sijmons, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een locatiegebod, een meldplicht bij de reclassering, een verbod van het gebruik van cocaïne, een verplichting om mee te werken aan behandeling van Amethist Verslavingszorg en - indien de reclassering dit nodig acht - een verplichting om mee te werken aan een kortdurende klinische opname in een intramurale zorginstelling. De rechtbank heeft de vordering benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.498,50 aan materiële schade met vermeerdering van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft voorts de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 21-004508-16 en 23-001599-17 toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2019 te [plaats] in/uit het pand/de woning gelegen aan de [adres] een televisie (merk Samsung) en/of diverse horloges en/of diverse sieraden en/of een laptop en/of een hoeveelheid geld (ongeveer Euro 50) en/of diverse messen en/of diverse broeken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 5 april 2019 te [plaats] uit de woning gelegen aan de [adres] een televisie (merk Samsung) en diverse horloges en diverse sieraden en een hoeveelheid geld (ongeveer Euro 50) en diverse messen en diverse broeken, die geheel toebehoorden aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraak in een woning die deel uitmaakte van een groot bedrijfspand. Voor aangever heeft de inbraak zoveel impact gehad dat hij na de gebeurtenis is verhuisd. Verdachte heeft slechts gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2020 in het verleden veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Het hof overweegt dat verdachte aanvankelijk elke betrokkenheid bij de inbraak heeft ontkend, maar in hoger beroep alsnog zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Ter terechtzitting van het hof heeft hij een bekentenis afgelegd omdat hij naar eigen zeggen schoon schip wilde maken. Hij heeft daarbij tevens zijn excuses aangeboden aan de ter zitting aanwezige benadeelde partij. Verdachte lijkt hard te werken om zijn leven weer op de rit te krijgen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren een passende en noodzakelijke bestraffing is. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op wat de verdachte ter zitting van het hof naar voren heeft gebracht, ziet het hof - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - thans geen aanleiding meer om bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.898,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.498,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat door de rechtbank is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen onder parketnummer 21-004508-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, onder parketnummer 23-001599-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal deze vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
140 (honderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.498,50 (duizend vierhonderdachtennegentig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.498,50 (duizend vierhonderdachtennegentig euro en vijftig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 april 2019.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2017 met parketnummer 21-004508-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen, een
taakstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 30 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2018, parketnummer 23-001599-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 25 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.