ECLI:NL:GHARL:2020:9624

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
21-004362-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden tijdens ontzegging, verboden wapenbezit, diefstal en oplichting met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1979, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder het rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid, verboden wapenbezit, diefstal en oplichting. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 november 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw, mr. A.L. van Onna.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs, het voorhanden hebben van een busje pepperspray, en het plegen van oplichting door zich voor te doen als een ander om een auto te verkrijgen. De verdachte heeft ook diefstal gepleegd door stoeptegels te stelen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde onderdelen, maar heeft het vonnis van de politierechter voor het overige vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld en dat zij zich in een verbeterde situatie bevindt, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004362-17
Uitspraak d.d.: 20 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-054196-17 en 18-075934-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 18-054196-17 en feit 4 in de zaak met parketnummer 18-075934-17, vrijspraak van de feiten 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair in de zaak met parketnummer 18-075934-17 en veroordeling van verdachte wegens de feiten 1, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18-054196-17 en wegens feit 1 primair in de zaak met parketnummer 18-075934-17 tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. A.L. van Onna, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 4 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep door de vermelding op de appelakte van het parketnummer 18-143876-15 is gericht tegen de beslissing van de politierechter op de vordering tot tenuitvoerlegging onder dat parketnummer, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Niet alleen maakt de beslissing op die vordering tot tenuitvoerlegging geen deel uit van het vonnis waarvan beroep, maar deze vordering had betrekking op het door de verdachte mogelijk niet nakomen van een of meer bijzondere voorwaarden. Tegen een beslissing op een dergelijke vordering staat geen rechtsmiddel open.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte wegens de feiten 1, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 18-054196-17 en de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair in de zaak met parketnummer 18-075934-17 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van een maand, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-054196-17:
1.
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op haar naam gesteld rijbewijs, een haar door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen;
3.
zij op of omstreeks 20 maart 2017 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4.
zij op of omstreeks 3 maart 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , althans elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een auto (Volkswagen), door
  • op de huurovereenkomst de naam en/of de adresgegevens en/of het telefoonnummer en/of het rijbewijsnummer van een ander (te weten [benadeelde partij2] ) in te vullen en/of zich aldus voor te doen als [benadeelde partij2] en/of
  • vervolgens een kopie van het rijbewijs op naam van die [benadeelde partij2] te overleggen/mailen aan die [benadeelde partij1] ,
waardoor die [benadeelde partij1] werd bewogen tot voornoemde afgifte;
In de zaak met parketnummer 18-075934-17:
1.
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 15 april 2017 te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , meermalen, althans éénmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere stoeptegels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
1. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 15 april 2017 te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , een goed, te weten stoeptegels heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 14 april 2017, te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , meermalen, althans éénmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets en/of een aantal stammetjes van hout, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 14 april 2017, te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , een goed, te weten een fiets en/of een aantal stammetjes van hout heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
zij in of omstreeks de periode van 23 maart tot en met 25 maart 2017 te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tuinkachel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 25 maart 2017, te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , een goed, te weten een tuinkachel heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen haar in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 4 is ten laste gelegd, nu [benadeelde partij1] de auto reeds aan verdachte had meegegeven voordat hij van verdachte een kopie van het rijbewijs toe-gemaild had gekregen. Hij was, volgens de raadsvrouw dus niet bewogen tot afgifte door het toe-mailen van het rijbewijs.
Verdachte heeft hierover echter verklaard dat zij eerst het rijbewijs per e-mail aan [benadeelde partij1] heeft verzonden en dat zij daarna de auto van hem heeft meegekregen.
Voor zover de raadsvrouw haar verweer heeft gehandhaafd, wordt dit weerlegd door de verklaring van verdachte en behoeft het geen verdere bespreking.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 1, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-054196-17:
1.
zij op 20 maart 2017 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op haar naam gesteld rijbewijs was gevorderd en van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
3.
zij op 20 maart 2017 te [plaats1] , gemeente [gemeente1] een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een verstikkende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4.
zij op 3 maart 2017 te [plaats2] , gemeente [gemeente2] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een auto (Volkswagen), door
  • op de huurovereenkomst de naam en de adresgegevens en het telefoonnummer en het rijbewijsnummer van een ander (te weten [benadeelde partij2] ) in te vullen en zich aldus voor te doen als [benadeelde partij2] en
  • vervolgens een kopie van het rijbewijs op naam van die [benadeelde partij2] te overleggen/mailen aan die [benadeelde partij1] ,
waardoor die [benadeelde partij1] werd bewogen tot voornoemde afgifte;
In de zaak met parketnummer 18-075934-17:
1.primair
zij in de periode van 23 maart 2017 tot en met 15 april 2017 te [plaats3] , gemeente [gemeente2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een stoeptegel, toebehorende aan [benadeelde partij3] ;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
oplichting.
Het in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de maanden maart en april van 2017 schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Zij heeft op 20 maart 2017 een auto bestuurd, ondanks dat zij daartoe op dat moment niet bevoegd was. Haar rijbewijs was immers op 17 februari 2017 ingevorderd naar aanleiding van verschillende verkeersovertredingen en was tijdens het bewezenverklaarde nog niet aan haar teruggegeven. Door onbevoegd een auto te besturen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor rechtsregels die ertoe strekken de verkeersveiligheid te bevorderen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een busje met pepperspray. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen tot gevolg hebben en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Verdachte heeft zich op 3 maart 2017 schuldig gemaakt aan oplichting door onder een valse naam en overlegging van het rijbewijs van een ander een autoverhuurder te bewegen een auto aan haar mee te geven. Door aldus te handelen heeft zij het door de verhuurder in haar gestelde vertrouwen beschaamd en heeft zij het voor zichzelf mogelijk gemaakt om onbevoegd een auto te gaan besturen en daarmee aan het verkeer deel te nemen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een stoeptegel. Ze heeft daarmee van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van een ander blijk gegeven.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2020 waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld.
In beginsel zou oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de politierechter is gedaan, passend en geboden zijn. Het hof houdt bij het bepalen van de soort en de duur van de straf naast het voorgaande ook rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan op de terechtzitting is gebleken.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte haar leven, na een periode van heftig drugs- en alcoholgebruik en problemen op veel gebieden, inmiddels goed op de rails begint te krijgen. Dit hangt ermee samen dat zij op korte termijn de zorg zal (terug)krijgen voor haar oudste zoon. Een voorwaarde daarvoor is dat zij volledig abstinent zal zijn van alcohol en drugs. Verdachte woont inmiddels geruime tijd bij haar huidige partner op diens afgelegen boerderij en zij heeft sindsdien geen contact meer gehad met justitie. Verder heeft ze frequent contact met een maatschappelijk werker en een psychiater. Verdachte geeft aan dat zij door haar nieuwe relatie, de prikkelarme omgeving waar ze woont en de bijstand die ze van de maatschappelijk werker en haar psychiater krijgt, thans steeds sterker in haar schoenen staat en bijzonder gedreven is om haar leven te laten slagen. Het hof acht hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd aannemelijk.
Gelet op al het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf voor de duur van veertig uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen een beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging onder het parketnummer 18-143876-15.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 1, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-054196-17 onder 1, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-075934-17 onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.