In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 29 te [Z], vastgesteld op € 201.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld. Hij bepleitte een waarde van € 190.000 en voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de gedateerde voorzieningen in de woning en het onderhoudsniveau onjuist had gekwalificeerd. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en stelde dat de prijs per m² gebruiksoppervlakte leidend was voor de waardering. Tijdens de zitting op 16 oktober 2020 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende zijn argumenten naar voren bracht en de heffingsambtenaar zijn taxatierapport en aangepaste taxatiematrix overlegde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat de referentieobjecten in de waardering adequaat waren meegenomen. Het Hof verwierp de stelling van belanghebbende dat de wijziging van het onderhoudsniveau in de matrix automatisch tot een lagere waarde moest leiden. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd.