In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 april 2019. De zaak betreft de waardevaststelling van de woning aan [a-straat] 13 te [Z] voor het jaar 2018, waarbij de heffingsambtenaar van de gemeente Buren de waarde aanvankelijk had vastgesteld op € 435.000, maar deze ambtshalve had verminderd tot € 380.000. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde vastgesteld op € 370.000. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij een waarde van € 260.000 primair en € 329.000 subsidiair bepleitte, onderbouwd met argumenten over de onderhoudstoestand en de kwaliteit van de woning.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk heeft gemaakt, vooral omdat de vergelijkingsobjecten niet goed waren onderbouwd. Het Hof heeft de waarde uiteindelijk vastgesteld op € 360.000, waarbij het de heffingsambtenaar heeft veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.050 en het betaalde griffierecht van € 128 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.