ECLI:NL:GHARL:2020:9405
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak van witwassen
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 september 2019. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die is ingesteld tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van witwassen. Het hof heeft de vordering tot ontneming afgewezen, omdat de verdachte in de hoofdzaak was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De zitting vond plaats op 2 en 4 november 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadslieden, mr. J. Steenbrink en mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de vordering tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. G. Dam als voorzitter, en de uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R.W.P. Soons. Het arrest is openbaar uitgesproken, maar mr. G.A. Versteeg en mr. L.J. Bosch waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.