Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.De gedingen in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s) ingekomen op 19 maart 2020;
- het verweerschrift namens de man met productie(s);
- het verweerschrift namens [B] (hierna: [B] );
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 7 april 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 9 april 2020 met productie(s);
- een brief van de raad van 17 april 2020;
- een brief van mr. Lagerwaard van 5 mei 2020;
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 6 juli 2020.
- het beroepschrift met productie(s) ingekomen op 20 maart 2020;
- het verweerschrift namens de man;
- het verweerschrift namens [B] ;
- een brief van mr. Lagerwaard van 7 april 2020 met productie(s)
- een brief van de raad van 7 april 2020 met productie(s);
- een akte uitlating van de bijzondere curator van 6 mei 2020;
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 6 juli 2020;
- een journaalbericht van mr. Lagerwaard van 17 september 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lagerwaard van 21 september 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Heeg van 22 september 2020 met productie(s).
De raad is niet verschenen. Verder is [B] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. Leentjes. Het hof heeft bij de aanvang van de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat hoewel het hof [B] heeft opgeroepen, hij, gelijk ook aan zijn primaire stelling in zijn verweerschrift, niet als belanghebbende wordt aangemerkt. Daarop hebben [B] en zijn advocaat de zitting verlaten. Zowel mr. Lagerwaard als de bijzondere curator heeft het woord gevoerd mede aan de hand van pleitaantekeningen.
3.De feiten
[C] (met wie de vrouw [in] 2017 is gehuwd), en haar halfbroertje [D] .
- het (zelfstandige) verzoek van de vrouw ter zake van de vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door de man afgewezen;
- de verzoeken van de bijzondere curator ter zake van de vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door de man en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [B] afgewezen.
1:205 lid 1 onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat de erkenning door de heer
[C] , de huidige echtgenoot van [de vrouw] kan plaatsvinden zodat er rust en stabiliteit ontstaat voor [de minderjarige] in haar huidige gezinssituatie. Ter zitting heeft zij haar verzoek aangevuld/gewijzigd in die zin dat de bijzondere curator het hof verzoekt een onderzoek door de raad te gelasten.
primair: de erkenning van [de minderjarige] door de man op (naar het hof begrijpt:) 15 december 2014 gedaan, wordt vernietigd;
1:205 lid 1 sub a BW, zodat erkenning door de echtgenoot van de vrouw kan plaatsvinden. De bijzondere curator neemt, omdat dit buiten haar opdracht valt, geen standpunt in ten aanzien van het gewijzigde verzoek van de vrouw in hoger beroep dat betrekking heeft op de omgang tussen [de minderjarige] en de man.
5.De motivering van de beslissing
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, zal het hof het verzoek van de vrouw afwijzen.