ECLI:NL:GHARL:2020:9366

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
21-004648-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging met een voorwaardelijke gevangenisstraf en contact- en gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging van een benadeelde partij, waarbij hij op verschillende momenten dreigende uitspraken heeft gedaan. Het hof oordeelt dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat leidt tot een matiging van de op te leggen straf. De verdachte krijgt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast wordt hem een contact- en gebiedsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren, dat dadelijk uitvoerbaar is. Tevens is er een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf gelast, die is omgezet in een taakstraf van 20 uur. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze haar vordering in hoger beroep niet heeft gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de ernst van de bedreiging en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004648-18
Uitspraak d.d.: 13 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 augustus 2018 met parketnummer 18-088001-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-004045-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 november 2019 en 30 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichting mee te werken aan diagnostiek en - indien dat leidt tot een behandeladvies - een verplichting om mee te werken aan ambulante behandeling. Tevens heeft de advocaat-generaal een contact- en gebiedsverbod conform het vonnis waarvan beroep gevorderd, waarbij zij heeft gevorderd dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21-004045-16 gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van één week en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bonthuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichting mee te werken aan diagnostiek en - indien dat leidt tot een behandeladvies - een verplichting om mee te werken aan ambulante behandeling. De politierechter heeft verdachte tevens vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, te weten een contactverbod met [benadeelde partij] en een gebiedsverbod voor de duur van 5 jaren, met één week hechtenis per overtreding, waarbij is bepaald dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. De politierechter heeft voorts de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 21-004045-16 opgelegde voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen, te weten voor de duur van één week. De politierechter heeft niet beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt, en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 18 juli 2016 tot en met 23 oktober 2017 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] (telkens) heeft bedreigd, met (telkens) enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] (onder meer) dreigend de woorden toegevoegd :
- "ik krijg je nog wel, als ik een gevangenisstraf krijg interesseert me niet, ik weet wie je bent, met je hond los" en/of
- "de politie bellen? Jij? Ze moeten jou direct oppakken, ze moeten jou direct ophangen. Ik wil jou hier niet meer tegenkomen, dan zal ik je godverdomme. Zal ik mijn fiets naar je kop gooien. Ik moet je niet meer tegenkomen want denk maar dat er wat gebeurt" en/of
- dan zal ik je godverdomme een kogel door de kop jagen, wan denk jij nou" en/of
- "je bent hier niks, kom hier eens alleen, dan zal ik je kop eraf trekken, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op enig tijdstip in de periode van 18 juli 2016 tot en met 23 oktober 2017 te [plaats] [benadeelde partij] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :
- "ik krijg je nog wel, als ik een gevangenisstraf krijg interesseert me niet, ik weet wie je bent, met je hond los" en
- "de politie bellen? Jij? Ze moeten jou direct oppakken, ze moeten jou direct ophangen. Ik wil jou hier niet meer tegenkomen, dan zal ik je godverdomme. Zal ik mijn fiets naar je kop gooien. Ik moet je niet meer tegenkomen want denk maar dat er wat gebeurt" en
- dan zal ik je godverdomme een kogel door de kop jagen, wan denk jij nou" en
- "je bent hier niks, kom hier eens alleen, dan zal ik je kop eraf trekken."
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan woordelijke bedreiging van [benadeelde partij] . Door aldus te handelen heeft verdachte een hevig gevoel van angst doen ontstaan bij het slachtoffer. Verdachte is al eerder onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging van hetzelfde slachtoffer. Kennelijk heeft dat hem er niet van weerhouden [benadeelde partij] in de proeftijd opnieuw te bedreigen.
Het hof rekent dat verdachte zeer aan. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 september 2020 en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door hem ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Deze matiging komt in de straf tot uitdrukking door thans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden is.
Het hof ziet daarnaast, net als advocaat-generaal, aanleiding om een contact- en gebiedsverbod van na te melden duur op te leggen. Het hof sluit daarbij aan bij de inhoud van het contact- en gebiedsverbod zoals opgelegd door de politierechter. Het hof zal tevens bevelen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Naar het oordeel van het hof moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte [benadeelde partij] opnieuw op soortgelijke wijze als bewezenverklaard lastig zal vallen indien verdachte en [benadeelde partij] elkaar tegenkomen. Dat verdachte en het slachtoffer in het mediationtraject hebben afgesproken dat ze elkaar met rust zullen laten, doet hieraan niet af. Ter zitting van het hof is namelijk gebleken, dat de verhouding tussen verdachte en het slachtoffer nog steeds is verstoord.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

In eerste aanleg heeft de benadeelde partij zich gevoegd in het strafproces en een vordering ingediend ter hoogte van €500,- aan immateriële schade. De politierechter heeft niet op deze vordering beslist. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard haar vordering in hoger beroep niet te handhaven, zodat de vordering thans niet meer aan de orde is.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van één week.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van één week gelasten en deze gevangenisstraf omzetten in een taakstraf voor de duur van 20 uur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 38v, 38w en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Legt op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
1010 dagen(tot 20 augustus 2023) zich niet zal begeven in het gebied omgeven door de straat [straat1] , de straat [straat2] , de provinciegrens tussen Friesland en Groningen, de provinciegrens tussen Friesland en Drenthe, de [straat3] , de straat [straat4] , de straat [straat5] , de straat [straat6] , de straat [straat7] en de straat [straat8] , zoals aangegeven op de kaart die als bijlage aan dit arrest is gehecht. De delen van de straten die grenzen aan het verboden gebied zijn in het gebiedsverbod begrepen.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 26 weken. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
1010 dagen(tot 20 augustus 2023) op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 26 weken.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 mei 2017 met parketnummer 21-004045-16, te weten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 13 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.