In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van de curator van [belanghebbende]. De curator, die tevens de moeder van [belanghebbende] is, had verzocht om een beloning voor haar werkzaamheden als curator over de jaren 2006 tot en met 2019. De kantonrechter had eerder in een beschikking van 29 oktober 2019 de jaarlijkse beloning van de curator vastgesteld, maar de curator was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de geestelijke stoornis van [belanghebbende] en de zorg die zij nodig heeft. De curator heeft aangegeven dat de administratieve en zorggerelateerde werkzaamheden omvangrijk zijn en dat zij nooit op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om een financiële vergoeding aan te vragen. Het hof heeft vastgesteld dat de curator recht heeft op een beloning volgens de geldende regels, ondanks dat er al rekening en verantwoording was afgelegd voor de jaren 2017 en 2018.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en de beloning van de curator voor de jaren 2015 tot en met 2019 vast te stellen. De beloning is vastgesteld op € 1.080,- voor 2015, € 1.078,70 voor 2016, € 1.078,70 voor 2017, € 1.078,70 voor 2018 en € 1.106,- voor 2019. Het hof heeft het verzoek van de curator voor de jaren daarvoor afgewezen, omdat zij als familielid niet voldoet aan de eisen voor professionele curatoren. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.