ECLI:NL:GHARL:2020:9334

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
200.274.196
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de beloning van de curator na rekening en verantwoording in het kader van curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van de curator van [belanghebbende]. De curator, die tevens de moeder van [belanghebbende] is, had verzocht om een beloning voor haar werkzaamheden als curator over de jaren 2006 tot en met 2019. De kantonrechter had eerder in een beschikking van 29 oktober 2019 de jaarlijkse beloning van de curator vastgesteld, maar de curator was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.

Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de geestelijke stoornis van [belanghebbende] en de zorg die zij nodig heeft. De curator heeft aangegeven dat de administratieve en zorggerelateerde werkzaamheden omvangrijk zijn en dat zij nooit op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om een financiële vergoeding aan te vragen. Het hof heeft vastgesteld dat de curator recht heeft op een beloning volgens de geldende regels, ondanks dat er al rekening en verantwoording was afgelegd voor de jaren 2017 en 2018.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en de beloning van de curator voor de jaren 2015 tot en met 2019 vast te stellen. De beloning is vastgesteld op € 1.080,- voor 2015, € 1.078,70 voor 2016, € 1.078,70 voor 2017, € 1.078,70 voor 2018 en € 1.106,- voor 2019. Het hof heeft het verzoek van de curator voor de jaren daarvoor afgewezen, omdat zij als familielid niet voldoet aan de eisen voor professionele curatoren. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.274.196
(zaaknummer rechtbank Gelderland 7867084)
beschikking van 12 november 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. A.J. Meijer te Doetinchem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [belanghebbende] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 januari 2020;
- een journaalbericht van mr. Meijer van 18 september 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Meijer van 1 oktober 2020 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 oktober 2020 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [belanghebbende] is, hoewel opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[belanghebbende] is geboren [in] 1986 te [B] . De curator is de moeder van [belanghebbende] . [belanghebbende] woont bij de moeder in huis. Zij is op jonge leeftijd door een ongeval invalide geraakt en behoeft sindsdien maximale fysieke en psychische zorg. De financiering van deze zorg vergt onder meer veel administratief werk en overleg met instanties.
3.2
Bij beschikking van 15 maart 2006 heeft de rechtbank Arnhem [belanghebbende] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland op 25 juni 2019, heeft de curator verzocht om een beloning betreffende de regeling beloning curatoren voor de jaren 2006 tot en met 2019. Over het jaar 2019 verzoekt de curator een vergoeding van € 2.764,- en voor de jaren ervoor een beloning met terugwerkende kracht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de jaarlijkse beloning van de curator, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting, voor zover van toepassing, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling).
4.2
In de bestreden beschikking is in de overwegingen opgenomen dat de curator de beloning uitsluitend voor de jaren waarvan de rekening en verantwoording nog niet is vastgesteld in rekening mag brengen. Dit zijn de jaren 2017 en 2018. Voor de jaren 2017 en 2018 moet de curator op de jaarbeloning de reeds in rekening gebrachte kosten voor de accountant in mindering brengen. Vanaf 2019 brengt de curator alleen de jaarbeloning in rekening bij [belanghebbende] . De kosten van de accountant zijn vanaf 2019 voor rekening van de curator.
4.3
De curator is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat aan haar alsnog een beloning voor haar werkzaamheden als curator wordt toegekend waarbij de hoogte van deze beloning moet worden gebaseerd op het volgende:
- vanaf maart 2006 tot 1 januari 2010: de beloning overeenkomstig de Aanbevelingen
meerderjarigenbewind voor een professionele (niet bij een branchevereniging aangesloten) bewindvoerder (bewindvoerder categorie b) met correctiefactor 1,5;
  • in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2015: de beloning overeenkomstig de Aanbevelingen curatele voor een professionele (niet bij een branchevereniging aangesloten) curator (curator categorie b);
  • vanaf 1 januari 2015: de beloning overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a juncto artikel 2 lid 5 sub c van de Regeling.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:386 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de curator aanspraak op een beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.
5.2
De enkele omstandigheid dat er al rekening en verantwoording is afgelegd (behalve over 2017 en 2018) staat er niet aan in de weg dat op grond van artikel 1:386 lid 1 BW een beloning voor deze jaren kan worden toegekend aan de curator. Er is geen sprake van een wettelijke bepaling die aan een vaststelling als zodanig in de weg staat. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de curator ter zitting heeft verklaard dat zij er nooit op is gewezen dat zij een financiële vergoeding voor haar werkzaamheden kon aanvragen. Ook heeft de curator met bescheiden aangetoond dat haar werkzaamheden, gelet op de problematiek van haar dochter, uitzonderlijk omvangrijk waren. Tevens heeft zij gemotiveerd gesteld dat de financiële middelen van [belanghebbende] de verzochte vast te stellen beloning op dit moment toelaten. Het hof neemt bij de vaststelling van de beloning in aanmerking dat de algemene verjaringstermijn voor rechtsvorderingen vijf jaren bedraagt en dat de financiële situatie van [belanghebbende] per 2015 is gewijzigd doordat aan haar in 2019 met terugwerkende kracht vanaf 2015 huurtoeslag is toegekend. Het hof ziet daarin aanleiding een machtiging te verlenen om een beloning over de jaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 toe te kennen en het verzoek voor zover het betreft de jaren daarvoor afwijzen.
5.3
De curator heeft verzocht de beloning vast te stellen overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a juncto artikel 2 lid 5 sub c van de Regeling. Dit betreft een beloning voor professionele curatoren. Het hof zal dit verzoek afwijzen nu de curator een familielid is, daarmee behoort tot de groep van personen als vermeld in artikel 1:383 lid 3 BW en niet voldoet aan de in artikel 1:338 lid 7 BW genoemde kwaliteitseisen voor professionele curatoren. De beloning zal worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 2 sub a van de Regeling. Het hof zal de jaarbeloning voor de curator voor de respectieve jaren vaststellen op:
2015: € 1.080,-
2016: € 1.078,70
2017: € 1.078,70
2018: € 1.078,70
2019: € 1.106,-.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 oktober 2019 en opnieuw beschikkende:
stelt de jaarbeloning voor de curator voor de jaren 2015 tot en met 2019, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting, voor zover van toepassing, vast op:
2015: € 1.080,-
2016: € 1.078,70
2017: € 1.078,70
2018: € 1.078,70
2019: € 1.106,-;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeing-van Hees, R. Krijger en R.A. Eskes, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, is getekend door mr. M.H.F. van Vugt, en is op 12 november 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.