ECLI:NL:GHARL:2020:9328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
200.271.873
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming erkenning in het kader van afstamming en gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de erkenning van een kind, [verweerder2], door [belanghebbende]. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, heeft grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin de erkenning door [belanghebbende] werd vernietigd en vervangende toestemming werd verleend aan [verweerder1] om [verweerder2] als zijn kind te erkennen. De moeder heeft aangevoerd dat de erkenning door [verweerder1] haar huidige gezinsleven zou verstoren en dat zij in het verleden nare ervaringen met hem heeft gehad. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder1] de biologische vader van [verweerder2] is en dat de procedure zich richt op de afstamming. Het hof heeft de belangen van het kind, [verweerder2], vooropgesteld en geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor de vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] en de vervangende toestemming voor erkenning door [verweerder1]. De raad voor de kinderbescherming en de bijzondere curator hebben beide geadviseerd tot vernietiging van de erkenning en vervangende toestemming. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de eerdere beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.271.873
(zaaknummer rechtbank Overijssel 217151)
beschikking van 12 november 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.P.J. Botterblom te Nijkerk,
en
[verweerder1],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder1] ,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo,
en
mr. R.H.H. Schepers,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over [verweerder2] ,
kantoorhoudende te Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de bijzondere curator.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [belanghebbende] ,
advocaat: mr. J.P.J. Botterblom te Nijkerk.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 juni 2018 en 4 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 4 oktober 2019 wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 januari 2019;
- het verweerschrift van [verweerder1] met producties;
- het verweerschrift van de bijzondere curator met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 oktober 2020 plaatsgevonden.
De moeder en [belanghebbende] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E.N. Mulder, kantoorgenoot van mr. Botterblom. [verweerder1] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts is verschenen de bijzondere curator. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is verschenen [C] .

3.De feiten

3.1
De moeder en [verweerder1] hebben een relatie met elkaar gehad. [In] 2014 te [D] is uit die relatie [verweerder2] geboren. [verweerder1] heeft [verweerder2] niet erkend.
heeft haar hoofdverblijf bij de moeder en [belanghebbende] , die met elkaar gehuwd zijn.
3.2
De Stichting Jeugdbescherming Overijssel was belast met de voorlopige voogdij over [verweerder2] , omdat de moeder bij de geboorte van [verweerder2] nog minderjarig was. Deze maatregel werd uitgevoerd door William Schrikker Stichting & Jeugdreclassering. Bij beschikking van 26 maart 2018 is de moeder meerderjarig verklaard. Daarmee is de voogdijmaatregel beëindigd. Sindsdien oefent de moeder alleen het ouderlijk gezag uit over [verweerder2] .
[belanghebbende] heeft [verweerder2] op 21 februari 2018 met toestemming van de moeder erkend. [verweerder2] draagt de geslachtsnaam [belanghebbende] .
3.3
De moeder en [belanghebbende] hebben eind 2018 samen een dochter gekregen.
3.4
[verweerder1] heeft bij verzoekschrift van 24 april 2018 verzocht te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend tot erkenning van [verweerder2] door hem, dat [verweerder1] samen met de moeder wordt belast met het gezag over [verweerder2] en dat er tussen hem en [verweerder2] een omgangsregeling zal bestaan van een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot en met zondag 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
3.5
De bijzondere curator heeft bij verzoekschrift van 30 januari 2019 namens [verweerder2] verzocht de door [belanghebbende] gedane erkenning te vernietigen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
- de erkenning door [belanghebbende] van [verweerder2] vernietigd;
- verstaan dat [verweerder2] de geslachtnaam [verzoekster] zal dragen;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Enschede opgedragen een latere vermelding aan de geboorteakte van [verweerder2] toe te voegen, inhoudende de vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] ;
- [verweerder1] vervangende toestemming verleend om, nadat de vernietiging van de door [belanghebbende] gedane erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, [verweerder2] als zijn kind te erkennen.
4.2
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de meest wenselijke gezagsvoorziening en zorg- en contactregeling tussen [verweerder2] en [verweerder1] en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
4.3
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Het hoger beroep is gericht tegen de onder 4.1 genoemde beslissingen. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de bijzondere curator en [verweerder1] af te wijzen.
4.4
[verweerder1] voert verweer en verzoekt het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.5
De bijzondere curator voert verweer en verzoekt het hoger beroep af te wijzen (en de bestreden beschikking te bekrachtigen).

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder heeft aangevoerd dat zij in het verleden geprobeerd heeft contact te hebben met [verweerder1] zodat [verweerder1] [verweerder2] kon erkennen, maar dat [verweerder1] dat toen niet wilde en dat hij zich altijd volledig afzijdig heeft gehouden. In het verleden heeft de moeder bovendien zeer nare ervaringen met [verweerder1] gehad, waarvoor zij nu zelfs behandeling behoeft. De moeder wil niets meer met hem te maken hebben. Verder is voor de moeder van belang dat een erkenning door [verweerder1] het huidige gezinsleven van [verweerder2] volledig op zijn kop zet. [verweerder1] bestrijdt dit. Sinds het verbreken van de relatie werd het contact met [verweerder2] steeds moeizamer te realiseren. Uiteindelijk heeft hij haar in maart 2018 voor het laatst gezien.
5.2
Het hof oordeelt als volgt.
vernietiging erkenning
5.3
Ingevolge artikel 1:205 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn of haar meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. De bijzondere curator heeft als taak in zaken betreffende afstamming de belangen van het kind af te wegen en voor het kind als onafhankelijk vertegenwoordiger in rechte op te treden. De bijzondere curator heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning als wettelijk vertegenwoordiger van [verweerder2] ingediend.
5.4
Niet in geschil is dat [verweerder1] de biologische vader van [verweerder2] is. De moeder heeft ter zitting ook verteld dat zij altijd open en eerlijk is geweest tegen [verweerder2] dat [verweerder1] haar biologische vader is en dat zij vanaf het moment dat [verweerder2] ongeveer drie of vier jaar oud was dit aan haar heeft uitgelegd. Tot ongeveer drie jaar geleden vond er begeleide omgang plaats tussen [verweerder2] en [verweerder1] . De afgelopen twee jaar is er geen contact geweest tussen [verweerder2] en [verweerder1] .
5.5
Van belang is vast te stellen dat de onderhavige procedure alleen betrekking heeft op de afstamming. De strekking (het doel) van artikel 1:205 BW is om het kind de gelegenheid te geven een erkenning alsnog ongedaan te maken en de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. Vooropgesteld moet worden dat de wetgever zoveel mogelijk heeft willen aansluiten bij de biologische werkelijkheid. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige staat het belang van het kind centraal en is een nadere afweging van de belangen van alle betrokkenen noodzakelijk.
5.6
Indien er bij vernietiging van de door [belanghebbende] gedane erkenning mogelijk risico's zijn waardoor [verweerder2] belemmerd wordt in een evenwichtige, sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling, dient haar belang zwaarder te wegen dan alle andere belangen. De moeder stelt dat de vernietiging van de erkenning [verweerder2] geweld aandoet. De moeder heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd of anderszins overtuigend inzichtelijk gemaakt waardoor [verweerder2] in haar ontwikkeling zou worden geschaad indien de door [belanghebbende] gedane erkenning vernietigd wordt. De bezwaren van de moeder tegen vernietiging van de erkenning zijn met name gelegen in het feit dat het haar huidige gezinssituatie ernstig zal belasten, terwijl zij de afgelopen jaren met [belanghebbende] een evenwichtig familieleven heeft opgebouwd. Ook is de moeder bang voor de eventuele vervolgstappen die na erkenning door [verweerder1] zouden kunnen volgen in de vorm van gezag en omgang, terwijl de moeder geen vertrouwen heeft in [verweerder1] .
5.7
De raad adviseert tot vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] en vervangende toestemming voor erkenning door [verweerder1] . De raad heeft geen zorgen over de ontwikkeling van [verweerder2] en ziet daarom geen contra-indicaties voor vernietiging van de erkenning. De bijzondere curator is tot het verzoek tot vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] gekomen nadat zij met alle partijen had gesproken.
5.8
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [verweerder2] louter door de vernietiging van de erkenning (en de daarop volgende erkenning door [verweerder1] ) ernstig in haar ontwikkeling belemmerd zal worden. Hiervoor is al aangegeven dat de onderhavige procedure alleen betrekking heeft op de afstamming. Dat een andere geslachtsnaam het leven van [verweerder2] op zijn kop zal zetten en een weerslag op de relatie met haar zus en [belanghebbende] tot gevolg zal hebben is weliswaar door de moeder gesteld maar is verder niet onderbouwd. Ongetwijfeld zal het nu of te zijner tijd enige spanning met zich brengen en vragen oproepen bij [verweerder2] , maar het is aan de volwassenen die bij haar betrokken zijn om [verweerder2] daarin te begeleiden. Naar het oordeel van het hof zijn er geen contra-indicaties voor vernietiging van de erkenning.
vervangende toestemming erkenning
5.9
Ingevolge artikel 1:204 lid 3 onder a BW kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
5.1
Hiervoor geldt eveneens dat de wetgever zoveel mogelijk heeft willen aansluiten bij de biologische werkelijkheid. Vervangende toestemming voor erkenning dient te volgen tenzij daarvoor zwaarwegende contra-indicaties bestaan. Het hof is van oordeel dat zulke contra-indicaties er niet zijn. De raad en de bijzondere curator hebben geadviseerd vervangende toestemming voor erkenning door [verweerder1] te verlenen. De moeder heeft ook ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waardoor de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [verweerder2] in het gedrang komt. Ook hier zijn de bezwaren van de moeder vooral gelegen in de eventuele vervolgstappen na erkenning door [verweerder1] . Dat erkenning enige weerslag zal hebben op het huidige gezinsleven van [verweerder2] en haar opvoeders is een feit maar naar het oordeel van het hof is er geen sprake van een ernstige inbreuk op het gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden). Ook wat betreft de PTSS-problematiek van de moeder is niet aannemelijk geworden dat de erkenning ertoe zal leiden dat de moeder aan [verweerder2] geen stabiel opvoedingsklimaat meer zal kunnen bieden. Het hof ziet, alles afwegende en gelet op het bovengenoemde strikte uitgangspunt van de wetgever, geen contra-indicaties.
5.11
De moeder heeft verzocht de zaak aan te houden voor nader psychologisch onderzoek van [verweerder2] naar wat het meest in het belang van [verweerder2] is. Het hof wijst dit verzoek af nu het hof zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht acht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 4 oktober 2019 voor zover betreffende de vernietiging van de door [belanghebbende] gedane erkenning van [verweerder2] en het verlenen van vervangende toestemming aan [verweerder1] om [verweerder2] als zijn kind te erkennen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, A. Smeeing-van Hees en R.A. Eskes, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 12 november 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.