Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
heeft haar hoofdverblijf bij de moeder en [belanghebbende] , die met elkaar gehuwd zijn.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de erkenning van een kind, [verweerder2], door [belanghebbende]. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, heeft grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin de erkenning door [belanghebbende] werd vernietigd en vervangende toestemming werd verleend aan [verweerder1] om [verweerder2] als zijn kind te erkennen. De moeder heeft aangevoerd dat de erkenning door [verweerder1] haar huidige gezinsleven zou verstoren en dat zij in het verleden nare ervaringen met hem heeft gehad. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder1] de biologische vader van [verweerder2] is en dat de procedure zich richt op de afstamming. Het hof heeft de belangen van het kind, [verweerder2], vooropgesteld en geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor de vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] en de vervangende toestemming voor erkenning door [verweerder1]. De raad voor de kinderbescherming en de bijzondere curator hebben beide geadviseerd tot vernietiging van de erkenning en vervangende toestemming. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de eerdere beschikking bekrachtigd.