ECLI:NL:GHARL:2020:9260

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
21-000078-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1980, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, voor mishandeling van een benadeelde partij op 14 januari 2018 in [plaats1]. De verdachte ontkende de mishandeling te hebben gepleegd en stelde dat een familielid verantwoordelijk was. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte volstrekt onaannemelijk was en dat er voldoende bewijs was dat hij de mishandeling had gepleegd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde opnieuw een taakstraf van veertig uren op, subsidiair twintig dagen hechtenis. De beslissing is genomen na onderzoek van de zaak op de terechtzittingen van 19 november 2019 en 28 oktober 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van getuigen en de benadeelde partij. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling, waarbij hij de benadeelde partij met kracht bij de keel had gepakt en met de vuist in het gezicht had geslagen. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de maatschappelijke veiligheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000078-19
Uitspraak d.d.: 11 november 2020
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 november 2018 met parketnummer 18-119442-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 november 2019 en 28 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2018 te [plaats1] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met kracht bij de keel te pakken en/of met de vuist in het gezicht te slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep op 19 november 2019 ontkend dat hij de mishandeling heeft gepleegd. Hij heeft aangevoerd dat hij die nacht niet in het uitgaansgebied van [plaats1] is geweest en dat degene die aangever heeft geslagen, zijn neef [naam1] of zijn broertje [naam2] kan zijn geweest.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het dossier bevat onder meer de verklaring van aangever, de in deze zaak afgelegde verklaringen van getuigen [getuige1] en [getuige2] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant2] . Voorts is een aanvullend proces-verbaal van politie aan het dossier toegevoegd, naar aanleiding van het tussenarrest door dit hof gewezen op 3 december 2019. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van verdachte dat het zijn broertje of neef kan zijn geweest die de mishandeling heeft gepleegd. Hieruit komt naar voren dat beide mannen volgens de politie niet als verdachte in aanmerking komen.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, zoals hieronder uitgewerkt opgenomen, acht het hof de verklaring van verdachte, dat zijn broertje of neef de mishandeling heeft gepleegd, volstrekt onaannemelijk. Gezien de hieronder opgenomen bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - staat naar het oordeel van het hof vast dat het verdachte was die zich in de nacht van 14 januari 2018 in het uitgaansgebied van [plaats1] bevond in café [het café1] . Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die aangever bij zijn keel heeft gepakt en met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen.
Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 januari 2018, nummer PL0100-2018013005-1, opgenomen op pagina 6 t/m 8 van het dossier met nummer PL0100-2018013005, voor zover inhoudende:
als verklaring van aangever [benadeelde partij]
Afgelopen zaterdagnacht van 13 op 14 januari 2018 was ik in café [het café1] gelegen
aan de [straatnaam] te [plaats1] . Ik was daar met mijn nichtje [naam3] en
haar vriendin [naam4] . Op een gegeven moment, ik denk dat het ergens tussen 01.00 uur en 02.00 uur was, botste mijn nichtje [naam3] tegen een man aan. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- blank
- +/- 1.80 m
- Stevig/breed postuur
- bruin kort stekelig haar in de vorm van een korte hanenkam.
- +/- 40 jaar oud
- donkere jas/kleding
- tattoo in nek (rechterzijde)
Ik hoorde dat die man op nog al opgefokte toon "wat!" zei tegen mij. Ik reageerde
toen naar die man door ook "Wat!” te zeggen.
Hierop zag en voelde ik dat die man mij met kracht bij mijn keel pakte. Ik zag dat
hij dit met zijn linkerhand deed. Ik voelde dat die man mij tegen de deur achter mij
duwde. Vervolgens zag en voelde ik dat deze man mij met zijn rechter vuist een klap
tegen mijn hoofd gaf. Hij raakte mij aan de linker voorzijde van mijn hoofd. Ik voelde direct als gevolg van deze klap pijn aan mijn hoofd op de plek waar hij mij geslagen had. Ik heb hier ook een lichte blauwe plek aan over gehouden. Ik ben vervolgens door mijn knieën gezakt om de man verder te kunnen ontwijken.
2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 21 februari 2018, nummer PL0100-2018013005-3, opgenomen op pagina 9 en 10 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van [naam3]
We zagen [verdachte] , dat is die man, langs ons heen lopen. Hij liep daar met zijn zoontje. Hij tikte mij aan of ik hem. We kwamen tegen elkaar aan. Ik zag dat hij omkeek. [benadeelde partij] stond achter mij tegen de muur aan. Ik hoorde dat hij zei: "Ja wat?" Ik
hoorde dat mijn neefje [benadeelde partij] zei: "Ja wat wat?" Hij zei dit heel normaal, geeneens
agressief ofzo. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde partij] bij de keel pakte en hij begon [benadeelde partij] te
slaan. [benadeelde partij] ontweek, hij zakte naar beneden zodat hij hem niet meer kon raken.
(…)
Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist op het gezicht van [benadeelde partij] sloeg.
(…)
Hij wilde zijn broertje de schuld geven. Ik ken [verdachte] en weet 100 procent zeker dat hij het was en niet zijn broertje.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 12 juni 2018, nummer PL0100-2018013005-9, opgenomen op pagina 11 t/m 13 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van [getuige2]
De moeder van de jongen die is geslagen heeft mij een foto gestuurd van een man. Ze vroeg mij of ik de man herkende als de man die in [het café1] (het hof begrijpt: [het café1] ) is geweest. Ik zag de foto en herkende de man 100 procent als de man die inderdaad in [het café1] was en welke ik gevolgd had. De moeder noemde ook een naam bij de foto, te weten [verdachte] . (…)
Tevens doordat de man zei, ik laat mijn zoon niet slaan, wekte dat op mij de indruk dat hij het op die jongen gemunt had.
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2019, nummer PL0100-2018013005-8, opgenomen op pagina 14 van het onder 1 genoemde dossier, zover inhoudende:
als relaas van verbalisant [verbalisant1]
Ik, verbalisant, heb de beelden welke zijn gemaakt met de bodycam op
zondag 14 januari 2018 tussen 01:00 uur en zondag 14 januari 2018 02:00 uur bekeken.
Deze beelden zijn opgenomen door collega [verbalisant2] .
Ik zag op de beelden dat collega [verbalisant2] in gesprek is met de verdachte [verdachte] . Ik,
verbalisant, herken de verdachte voor 100 % als [verdachte] . Tevens zag ik dat de
verdachte welke in gesprek is met collega [verbalisant2] een tatoeage aan de rechterzijde in
zijn nek heeft. De tatoeage is de zelfde tatoeage welke verdachte [verdachte] ten tijde van
het verdachtenverhoor in zijn nek aan de rechterzijde draagt, te weten een [tattoo]
.
Op de beelden is te horen dat [verdachte] bevestigt dat hij met zijn zoon daar aanwezig is.
Op de beelden is te horen dat [verdachte] zijn volledige gegevens opgeeft aan collega [verbalisant2] .
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2018, nummer PL0100-2018013005-6, opgenomen op pagina 17 en 18 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als relaas van verbalisant [verbalisant2] :
Op zaterdagnacht, 13 januari 2018, op zondag 14 januari 2018 deed ik een bikedienst
samen met collega [collega] . Wij waren in uniform gekleed en deden dienst op een
opvallende politiefiets. Wij deden dienst onder roepnummer 3318 voor de horecanacht
in [plaats1] .
Wij kregen van verschillende mensen te horen dat er een man was geweest, die
verschillende mensen onderuit had lopen maaien. Het zou een oudere man betreffen.
Deze oudere man zou geroepen hebben dat zij van zijn zoon zouden moeten afblijven of
woorden van gelijke strekking. Deze oudere man zou een kale kop hebben en een rode sweater dragen.
Ik, verbalisant [verbalisant2] zag bij café [het café2] een man die aan
bovenstaande omschrijving voldeed. Ik, verbalisant, heb de man aangesproken en
gevraagd naar buiten te komen. Ik, verbalisant, heb hem uitgelegd dat er een
vechtpartij was geweest en dat hij aan de omschrijving voldeed. (…)
Enkele ogenblikken later kreeg ik, verbalisant, te horen dat ik met de juiste man
had gesproken. Hierop heb ik, verbalisant, de gegevens van de betreffende man met wie ik had gesproken genoteerd. Hij vertelde mij dat hij geen ID-kaart bij zich had, maar dat hij [verdachte] was en ik hoorde hem zijn mobiele nummer en het adres [woonadres2] te
[plaats1] doorgeven. Hierop heb ik BVIB op mijn mobiele telefoon geraadpleegd om zijn
gegevens te controleren.
De zoon van [verdachte] kwam ook bij ons staan op het moment dat ik, verbalisant,
gegevens van [verdachte] aan het noteren was. Hierop heb ik, verbalisant ook naar de
ID-kaart van zijn zoon gevraagd. Het bleek te gaan om [naam5] , ook woonachtig
aan de [woonadres2] te [plaats1] .
(…)
Ik, verbalisant, hoorde ingevoerde [naam6] zeggen dat hij samen was geweest
met [benadeelde partij] . Ik, verbalisant, hoorde [naam6] zeggen dat hij had gezien dat [benadeelde partij]
bij [het café1] klappen had gekregen. [naam6] vertelde dat toen de vader van
[benadeelde partij] erbij kwam.
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 5 oktober 2020, nummer PL0100-2018013005-15, opgenomen op pagina 16 en 17 van het aanvullende proces-verbaal met nummer PL0100-2018013005, voor zover inhoudende:
als relaas van verbalisant A.C. Verschoor
Op de beveiligingsbeelden die zijn bekeken door verbalisant [verbalisant1] herkent ze voor 100% de man op de beelden als [verdachte] waarvan ze een verdachtenverklaring had opgenomen. Ze herkent op de beelden ook de tattoo aan de rechterkant in zijn nek, een [tattoo] . Ook hoort ze op het geluidsfragment bij de beelden dat de man bevestigt dat hij daar is met zijn zoon.
Er is onderzoek gedaan naar [naam1] uit [plaats2] . [naam1] heeft een tattoo in zijn nek. Dit betreft een tattoo aan de linker zijde. Het is een [tattoo] .
Wanneer je de SKDB foto van verdachte [verdachte] , de SKDB foto [naam2] en de SKDB foto van [naam1] vergelijkt met de foto's van de bodycam welke bij het proces-verbaal PL0100-2018013005-8 zijn gevoegd dan vallen [naam1] en [naam2] af als de man op de foto. Dit vanwege de vorm van het gezicht, de tattoo van donkere inkt en de vorm van de oren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 januari 2018 te [plaats1] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met kracht bij de keel te pakken en met de vuist in het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever door hem in de nacht van 14 januari 2018 in café [het café1] te [plaats1] bij zijn keel te pakken en met zijn vuist in zijn gezicht te slaan. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Daarnaast draagt dergelijk uitgaansgeweld bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Ten nadele van verdachte geldt dat hij zijn handelen heeft willen verdoezelen door te wijzen naar anderen in zijn directe familiekring, waaruit blijkt dat hij kennelijk geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor zijn gedrag.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2020 blijkt dat hij meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder geweldsfeiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof, evenals de advocaat-generaal, oplegging van een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 11 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.