ECLI:NL:GHARL:2020:9202

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
200.269.888
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen naar nieuwe woonplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verhuizing van twee minderjarige kinderen van de moeder naar [A]. De vader had zich aanvankelijk verzet tegen deze verhuizing, maar heeft tijdens het proces laten weten dat hij zich niet langer tegen de verhuizing verzet. Het hof heeft in zijn beslissing de belangen van de kinderen vooropgesteld en de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de leefsituatie van de kinderen en hun wensen. De raad heeft geconcludeerd dat de kinderen zich goed voelen in [A] en dat een verplichte terugverhuizing naar [B] negatief zou zijn voor het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen op scholen in [A] toegewezen. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 30 september 2019 is vernietigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.269.888
(zaaknummer rechtbank Gelderland 357505)
beschikking van 10 november 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Striekwold te Doetinchem,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.H. Broeksema te Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 30 juni 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een brief van de raad van 11 augustus 2020 met als productie de raadsrapportage van 11 augustus 2020;
  • een journaalbericht van mr. Broeksema van 14 september 2020.
1.3
Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak zonder verdere mondelinge behandeling zal afdoen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 30 juni 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar en te rapporteren over - kort gezegd - de huidige leefsituatie van de kinderen van partijen, [de minderjarige1] , geboren [in] 2005 te [B] , en [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 te [B] , afgezet tegen de situatie in [B] , de woonwensen van de kinderen, het contact van de kinderen met de vader en de mogelijke gevolgen van de verhuizing naar [A] of een eventuele terugverhuizing naar [B] voor dat contact.
2.3
De raad heeft in het rapport overwogen dat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] over de plaats waar zij mogen opgroeien. Uit het onderzoek komt naar voren dat een verplichte terugverhuizing naar [B] ingaat tegen de uitgesproken wens van de jongens om op te groeien in [A] , waar zij het erg naar hun zin hebben. De raad verwacht dat een verplichte terugverhuizing naar [B] een negatief effect zal hebben op de mogelijkheden in het contact tussen de vader en de kinderen omdat de kans dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dit de vader zullen verwijten erg groot is. De raad adviseert de kinderen te laten opgroeien in [A] , ondanks het feit dat de verhuizing naar [A] spontaan contact tussen vader en de kinderen bemoeilijkt.
De kinderen hebben vanaf eind december 2018 tot 21 juli 2020 geen contact gehad met de vader. Op 21 juli 2020 heeft de vader met elk van beide kinderen afzonderlijk een gesprek gevoerd in het bijzijn van een raadsonderzoeker. Over en weer is er de mogelijkheid geweest vragen te stellen en zaken bespreekbaar te maken. Er is ruimte geweest voor erkenning en herkenning waardoor er een opening is ontstaan voor vervolgstappen in het contact. Op 22 juli 2020 hebben de vader en [de minderjarige1] telefonisch meer concrete afspraken gemaakt. De raad vindt het belangrijk dat dit proces wordt gecontinueerd. De vader kan zich vinden in de visie en het advies van de raad. De moeder heeft zich bereid verklaard de kosten van het vervoer van de kinderen voor de omgang met de vader in [B] op zich te nemen.
De raad heeft het hof verzocht een bijzonder curator te benoemen die de belangen van de kinderen waarborgt tijdens het proces van contactherstel met de vader. De kinderen moeten zich vrij kunnen leren bewegen tussen de ouders. Er dient aandacht te zijn voor de onderliggende emoties bij de kinderen en bij de vader, zodat de kans op (bestendige) groei in de relatie tussen de vader en de kinderen het grootst is. Het af en toe voeren van overstijgende en evaluerende gesprekken kan noodzakelijk zijn. De ouders zijn thans nog onvoldoende in staat om gezamenlijk afspraken te maken over de omgang, ondanks hun intentie om te doen wat goed is voor de kinderen. De zorg bestaat dat een terugwijzing naar hulpverlening in het vrijwillig kader op het gebied van de omgang zal leiden tot stagnatie. Dat is niet in het belang van de kinderen. De ouders hebben tot slot op advies van de raad aangegeven bereid te zijn het OnS-traject weer op te pakken.
2.4
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het raadsrapport. De vader heeft te kennen gegeven dat hij instemt met het rapport. Van de moeder is geen reactie ontvangen.
2.5
Het hof oordeelt als volgt. De vader verzet zich inmiddels niet langer tegen de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [A] . Het hof acht het voor de kinderen van groot belang dat duidelijk is waar zij mogen wonen. De kinderen voelen zich in [A] op hun plek en er zijn geen redenen om het verzoek van de moeder af te wijzen. Partijen realiseren zich dat het in het belang van de kinderen is dat het contact met de vader verder wordt hersteld. Het hof heeft begrip voor het standpunt van de raad dat hulpverlening in een vrijwillig kader mogelijk te vrijblijvend zal zijn en dat dit kan leiden tot stagnatie. Omdat het in deze procedure echter alleen gaat over de verhuizing van de kinderen, ziet het hof geen ruimte om op dit moment een bijzonder curator te benoemen. Voor zover hulpverlening in een vrijwillig kader stagneert, zal de vader of de raad zo nodig op dat moment nadere stappen moeten zetten.
2.6
Met de toestemming voor de verhuizing dient ook toestemming aan de moeder te worden gegeven voor inschrijving van de kinderen op een school in [A] en inschrijving in de Basisregistratie Personen van de gemeente [A] op het adres van de moeder. Het hof zal daarbij de door de moeder genoemde scholen uitdrukkelijk in de beslissing opnemen, omdat de kinderen te kennen hebben gegeven dat zij het daar naar hun zin hebben.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en de verzoeken van de moeder alsnog toewijzen.
3.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 30 september 2019 en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [A] en hen in te schrijven in de gemeente [A] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om [de minderjarige1] in te schrijven op het [C] College in [A] , en [de minderjarige2] op [D] basisschool [E] in [A] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.A. Eskes, A. Smeeïng-van Hees en R. Krijger, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 10 november 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.