In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verhuizing van twee minderjarige kinderen van de moeder naar [A]. De vader had zich aanvankelijk verzet tegen deze verhuizing, maar heeft tijdens het proces laten weten dat hij zich niet langer tegen de verhuizing verzet. Het hof heeft in zijn beslissing de belangen van de kinderen vooropgesteld en de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de leefsituatie van de kinderen en hun wensen. De raad heeft geconcludeerd dat de kinderen zich goed voelen in [A] en dat een verplichte terugverhuizing naar [B] negatief zou zijn voor het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen op scholen in [A] toegewezen. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 30 september 2019 is vernietigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.