Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“met de hulp van [de vorige verhuurder] ”in rechtsoverweging 2.1 niet over, omdat [verhuurster] betwist dat daarvan sprake is geweest. Aan rechtsoverweging 2.6 wordt toegevoegd:
“die voordien [de vorige verhuurder] al bijstond bij het beheer”. Aan rechtsoverweging 2.7 worden de volgende zinnen toegevoegd:
“ [verhuurster] heeft bij brief van 15 juni 2017 [de huurder] bericht dat de jaarlijkse indexeringen van de huurprijs niet waren toegepast en dat [de huurder] over de periode van 1 oktober 2013 tot en met 1 juni 2017 een bedrag van € 3.280,61 inclusief BTW diende na te betalen. In juni 2018 bedroeg de huur € 5.080,77 inclusief BTW.”De laatste twee zinnen van rechtsoverweging 2.8 worden geschrapt. Daarnaast vermeldt het hof dat [verhuurster] [de huurder] op 22 juli 2019 heeft gedagvaard voor de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) en heeft gevorderd dat de kantonrechter het tijdstip vaststelt waarop de huurovereenkomst tussen partijen eindigt en dat [de huurder] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 25 februari 2020, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;