De beoordeling
1. Artikel 14 van de Wahv bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
- wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 70,-
- wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld.
Van geen van deze situaties is hier sprake.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten, nu hij noch de betrokkene zijn uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter.
3. In artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ligt het recht op toegang tot de rechter besloten. Wanneer een beroep wordt gedaan op schending van dit recht en dit beroep wordt gegrond bevonden, kan het wettelijk appelverbod buiten toepassing worden gelaten (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6402). 4. Artikel 12, eerste lid, van de Wahv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen.”
5. In de beslissing van de kantonrechter is vermeld dat het beroep om proceseconomische redenen buiten zitting wordt afgedaan. De Wahv biedt de kantonrechter alleen de mogelijkheid om een beroep buiten zitting af te doen wanneer (verwijtbaar) niet (tijdig) zekerheid is gesteld of wanneer er gelet op artikel 13b van de Wahv nog slechts hoeft te worden beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding. Deze situaties zijn hier niet aan de orde. De kantonrechter had het beroep dan ook niet buiten zitting mogen afdoen. Dat brengt mee dat artikel 12, eerste lid, van de Wahv en daarmee het recht op toegang tot de rechter is geschonden. Het appelverbod moet daarom buiten toepassing worden gelaten.
6. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. De overige bezwaren tegen die beslissing hoeven geen bespreking meer. Aangezien de gemachtigde heeft meegedeeld geen prijs te stellen op behandeling van de zaak op een zitting van het hof, zal het hof zonder zitting in de zaak voorzien.
7. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Bij die beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie van € 95,- opgelegd voor: “handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen (bord C6, bijlage I RVV 1990 (milieuzone))”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 mei 2019 om 17:10 uur op het Willemsplein in Arnhem met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
8. Volgens de gemachtigde kan op basis van de beschikbare gegevens niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Er is niet voldaan aan de eis in het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: het Beleidskader) dat het C-bord zichtbaar moet zijn op de foto. Dit gebrek wordt ook niet op andere wijze ondervangen.
9. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
10. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Bord geslotenverklaring C6. De overtreding is geautomatiseerd geconstateerd en op een digitale foto vastgelegd door een vaste camera die zich in het werkingsgebied van de milieuzone bevond, aangeduid met borden C6. Het bord C6 is voorzien van het woord zone en heeft dus zonale werking. Onder het bord C6 zijn onderborden geplaatst met daarop: het voertuigsymbool voor personenauto’s met de tekst: Datum eerste toelating 1-12-2004 en ouder en het voertuigsymbool voor vrachtauto’s met de tekst: Euro III en ouder. Volgens de gegevens uit het RDW kentekenregister is de geslotenverklaring op dit voertuig van toepassing. Ook was voor dit voertuig ten tijde van de overtreding geen ontheffing afgegeven. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig
reed op de straat Willemsplein ter hoogte van huisnummer 1, komend uit de richting van de straat Amsterdamseweg / Zijpendaalseweg, rijdend in de richting van de straat Willemsplein / Nieuweplein. Het was noodzakelijk om een voertuig aan de voorzijde te fotograferen, omdat bij een samenstel van voertuigen het kenteken van het trekkende motorvoertuig moet worden vastgesteld.
Indien het voertuig aan de achterzijde wordt gefotografeerd kan niet de datum eerste toelating in het kentekenregister worden gecontroleerd en ook niet of voor het trekkende voertuig een ontheffing is afgegeven. Het bord C6 van de milieuzone is daarom niet zichtbaar op de foto. De foto is genomen na het passeren van het bord. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd, de wegbeheerder heeft geen melding gedaan van enige wijziging of bijzonderheid inzake de bebording, waardoor deze deugdelijk aanwezig was op het moment van overtreding. De bestuurder van het voertuig moet derhalve het bord C6 van de milieuzone hebben genegeerd en de milieuzone zijn ingereden. De omschreven gedraging is door mij verbalisant waargenomen aan de hand van digitale opnamen, vastgelegd door de camera-installatie. Derhalve is betrokkene niet
staande gehouden, cautie is niet genoteerd.”
11. Het dossier bevat verder een foto waarop – blijkens het kenteken – het voertuig van de betrokkene zichtbaar is. Op deze foto is geen bebording te zien.
12. In het Beleidskader, gedateerd augustus 2018 en gepubliceerd op de website van het openbaar ministerie, staat onder meer:
“Op de foto moet het kenteken van het voertuig, de contouren van het voertuig en het genegeerde bord goed zichtbaar zijn;
Op de foto is zichtbaar dat het voertuig het bord is gepasseerd. Indien het bord niet zichtbaar is, wordt de overtreding onderbouwd aan de hand van de schouwgegevens’ en
‘Indien camerasystemen in werking zijn waarop de borden niet zichtbaar zijn, dan zal een (minimaal) maandelijkse omgevingsschouw moeten plaatsvinden door een opsporingsambtenaar. Deze legt in een proces-verbaal vast dat de borden en de daarbij behorende onderborden juist zijn geplaatst.”
13. In een toelichting die zich eveneens in het dossier bevindt, is door een handhaver van de gemeente Arnhem uitgelegd op welke wijze de geslotenverklaring en de bijbehorende handhaving zijn vormgegeven. Bij deze toelichting zijn diverse bijlagen gevoegd, waaronder verschillende foto’s van verkeersborden en kaartmateriaal.
14. Het hof stelt vast dat het C-bord in strijd met het Beleidskader niet zichtbaar is op de foto van de vermeende gedraging. Dit gebrek is niet op andere wijze ondervangen. Weliswaar staat in het zaakoverzicht vermeld dat de bebording maandelijks wordt geschouwd, maar uit het dossier blijkt niet dat dit vóór en na de datum van de constatering daadwerkelijk is gebeurd. De enkele vermelding dat de wegbeheerder geen melding heeft gedaan van wijzigingen of bijzonderheden, is daarvoor onvoldoende. Evenmin volstaat de algemene toelichting over de wijze van handhaving en de bijbehorende, ongedateerde foto’s. Gelet daarop is niet conform voormeld Beleidskader gehandeld en kan bovendien niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dat brengt mee dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het hof zal daarom beslissen als hierna te melden.
15. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, het voor het horen door de officier van justitie toegekende punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 918,75.