ECLI:NL:GHARL:2020:9140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
21-006148-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met hoge snelheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1997, was betrokken bij een dodelijk verkeersongeval op 23 januari 2017 te Almelo. Hij reed met een snelheid tussen de 84 en 93 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. De verdachte heeft een fietser aangereden die de weg overstak, wat leidde tot de dood van deze fietser. Het hof oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig had gereden en dat de feiten en omstandigheden van het geval wezen op ernstige schuld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. In hoger beroep heeft het hof de strafmaat herzien en een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Ook de ontzegging van de rijbevoegdheid werd verlengd naar drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006148-18
Uitspraak d.d.: 6 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 1 november 2018 met parketnummer 08-952104-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 januari 2020, 23 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D. Greven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 januari 2017 te Almelo in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Berlagelaan en/of gaande in de richting Weezebeeksingel, daarmee rijdende op de weg, de Windmolenbroeksweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht voor hem, verdachte niet werd beperkt of belemmerd, met een (gemiddelde) snelheid ongeveer gelegen tussen de 84 en 93 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur over die weg (de Windmolenbroeksweg) heeft gereden en/of gekomen ter hoogte van de kruising van de Windmolenbroeksweg en de Ledeboerslaan, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was om dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Windmolenbroeksweg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of met een mobiele telefoon, via het programma facetime met zijn vriendin heeft gebeld of die mobiele telefoon op andere wijze heeft bediend en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Windmolenbroeksweg) en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fiets en/of een bestuurder van die fiets, -welke fietser doende was om die Windmolenbroeksweg, gezien zijn, verdachtes rijrichting, van rechts naar links gaande over te steken-, en/of ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2017 te Almelo in de gemeente Almelo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Berlagelaan en/of gaande in de richting Weezebeeksingel, op de weg, de Windmolenbroeksweg, met een (gemiddelde) snelheid ongeveer gelegen tussen de 84 en 93 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur over die weg (de Windmolenbroeksweg) heeft gereden en/of gekomen ter hoogte van de kruising van de Windmolenbroeksweg en de Ledeboerslaan, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was om dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Windmolenbroeksweg) kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fiets en/of een bestuurder van die fiets, -welke fietser doende was om die Windmolenbroeksweg, gezien zijn, verdachtes rijrichting, van rechts naar links gaande over te steken-, en/of ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat bewezen is dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat geen sprake was van ernstige schuld, maar van aanmerkelijke schuld. Niet kan worden bewezen dat verdachte de telefoon heeft bediend. De fouten die verdachte heeft gemaakt beperken zich daarom tot het te hard rijden en daardoor niet tijdig tot stilstand kunnen komen. In vergelijkbare zaken met een dodelijke afloop na een aanrijding tussen een te hard rijdende automobilist en een fietser, werd aanmerkelijke onvoorzichtigheid aangenomen. De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom hiervan moet worden afgeweken.
Het hof acht het primair tenlastegelegde, ook voor zover het bevat het onderdeel ‘zeer onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, bewezen en is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde voor zover het dat onderdeel betreft dient te worden verworpen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof stelt voorop dat de vraag van welke mate van onachtzaamheid sprake is moet worden beoordeeld op grond van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. Uit het dossier volgt - kort gezegd - dat verdachte met een snelheid van tussen de 84 en 93 kilometer per uur over de Windmolenbroekseweg heeft gereden, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt, ter hoogte van een winkelcentrum in de bebouwde kom. Deze weg heeft aan beide zijden een fietsstrook en op de weg zijn meerdere kruispunten en zebrapaden gelegen. Uit verklaringen van verschillende getuigen volgt dat verdachte kort voor het ongeval een aantal fietsers, die op de fietsstrook in zijn rijrichting reden, met zeer hoge snelheid heeft gepasseerd. De aanrijding vond plaats vlak voor een zebrapad en in de buurt van een winkelcentrum. Verdachte heeft verklaard dat hij bekend is met de verkeerssituatie en daar vaak met zijn fiets is langsgereden. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer pas zag toen dat zich voor zijn auto bevond. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte zijn auto niet tijdig voor het met zijn fiets de weg overstekende slachtoffer tot stilstand heeft kunnen brengen doordat hij veel te hard reed.
In het bijzonder gelet op de omstandigheid dat verdachte binnen de bebouwde kom met veel te hoge snelheid over een weg reed waarop zich, zoals hij wist, onder meer ook fietsers, kruisingen en zebrapaden bevonden en vervolgens [slachtoffer] op het vermelde punt heeft aangereden, is het hof van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 januari 2017 te Almelo in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Berlagelaan en
/ofgaande in de richting Weezebeeksingel, daarmee rijdende op de weg, de Windmolenbroeksweg,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor hem, verdachte niet werd beperkt of belemmerd,
met een (gemiddelde) snelheid ongeveer gelegen tussen de 84 en 93 kilometer per uur,
althansmet een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur over die weg (de Windmolenbroeksweg) heeft gereden en
/of
gekomen ter hoogte van de kruising van de Windmolenbroeksweg en de Ledeboerslaan, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was om dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Windmolenbroeksweg) kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
met een mobiele telefoon, via het programma facetime met zijn vriendin heeft gebeld of die mobiele telefoon op andere wijze heeft bediend en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Windmolenbroeksweg) en/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen meteen fiets en
/ofeen bestuurder van die fiets, -welke fietser doende was om die Windmolenbroeksweg, gezien zijn, verdachtes rijrichting, van rechts naar links gaande over te steken-, en
/often gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Overijssel heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren.
Zoals eerder overwogen is alleen de verdachte in hoger beroep gekomen, en wel ten aanzien van de straf op de hierna vermelde gronden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren.
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging meer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte dan de rechtbank heeft gedaan. Hij is nog heel jong, lijdt erg onder wat hij heeft gedaan en veroorzaakt en weet niet hoe hij daarmee moet omgaan. Verder is aangevoerd dat verdachte een eigen bedrijf is begonnen en dat hij dit bedrijf door een langdurige rij-ontzegging zal moeten beëindigen. Ook een gevangenisstraf van de door de rechtbank opgelegde duur zal betekenen dat hij zijn bedrijf niet kan voortzetten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto met een veel te hoge snelheid en aanzienlijk hoger dan ter plaatse wettelijk was toegestaan en zonder zijn snelheid aan te passen aan de wegsituatie een kruispunt genaderd. Het slachtoffer stak op dat moment over. Verdachte heeft hem te laat opgemerkt en is tegen het slachtoffer aangereden. [slachtoffer] is aan zijn verwondingen, die hij door de aanrijding heeft opgelopen, overleden. Door het gedrag van verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De vader en moeder van [slachtoffer] hebben dit op indrukwekkende wijze onder woorden gebracht in hun slachtofferverklaringen. Het hof realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat zij en andere nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren.
Ondanks dat hij bekend was met de situatie ter plaatse heeft verdachte gereden met een snelheid die evident niet paste bij die situatie. Door zijn snelheid niet aan te passen is hij voorbij gegaan aan de gevaren daarvan voor kwetsbare medeweggebruikers zoals de fietsers die daar op dat moment fietsten, onder wie het slachtoffer. Verdachte heeft daarnaast geen rekening gehouden met zijn slechts beperkte rijervaring waardoor hij, mogelijk meer dan een ander, de nodige voorzichtigheid had moeten betrachten.
Het hof constateert dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof is uitgegaan van de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW. In geval van ernstige schuld vermelden de oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of er in dit concrete geval omstandigheden zijn die maken dat een andere, hogere of lagere strafmaat moet worden bepaald.
Ten gunste van verdachte neemt het hof het volgende in aanmerking. Het hof acht aannemelijk dat verdachte veel spijt heeft van zijn verkeersgedrag en dat hij zich zijn verkeersgedrag aanrekent. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tot op de dag van vandaag gebukt gaat onder de gevolgen van zijn handelen. Hij vindt het moeilijk om over het ongeval en de gevolgen te praten. Hij realiseert zich maar al te goed dat hetgeen hij ervaart in het niet valt bij hetgeen de nabestaanden moeten voelen en ervaren.
Het hof merkt in dit verband op dat verdachte - misschien mede als gevolg van zijn jeugdige leeftijd - kennelijk grote moeite heeft met de manier waarop hij met de situatie moet omgaan, niet alleen voor zichzelf, maar ook met anderen, onder wie in het bijzonder de nabestaanden, en dat hij als gevolg daarvan niet adequaat communiceert en handelt.
Daarnaast houdt het hof rekening met het procesverloop in hoger beroep.
Deze omstandigheden noch de omstandigheid dat verdachte werk heeft en zijn rijbewijs voor zijn werk nodig heeft kunnen voor het hof reden zijn de gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid (nagenoeg) geheel voorwaardelijk op te leggen, zoals bepleit. Daarvoor zijn het door verdachte gepleegde feit en met name het fatale gevolg van dat feit te ernstig, zodat het vergeldende doel van straffen daaraan in de weg staat.
In deze zaak verdient naast dat doel het preventieve doel van straffen aandacht. Het is voor de toekomst van belang dat verdachtes rijgedrag zodanig wordt beïnvloed dat de kans op veroorzaking van verkeersongevallen door verdachte zo veel mogelijk wordt voorkomen. Het hof acht met andere woorden een voor verdachte stevige stok achter de deur noodzakelijk. Het hof zal daarom weliswaar een gevangenisstraf van acht maanden opleggen maar van een deel van vijf maanden bepalen dat dit voorwaardelijk is, terwijl de proeftijd wordt bepaald op drie jaar in plaats van twee jaar. Om dezelfde reden zal het hof de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid bepalen op drie jaar in plaats van twee jaar, maar één jaar daarvan voorwaardelijk opleggen, ook met een proeftijd van drie jaar in plaats van twee jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.L. Plas en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H.D. de Roo, griffier,
en op 6 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 november 2020.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. J. van Onna, advocaat-generaal,
mr. N.E. Versloot, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.