ECLI:NL:GHARL:2020:9137

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
21-004117-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed en zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is schuldig bevonden aan het besturen van een auto onder invloed van alcohol en het rijden zonder rijbewijs. De feiten vonden plaats op 24 april 2019, toen de verdachte als bestuurder van een personenauto werd aangetroffen met een alcoholgehalte van 675 microgram in zijn adem, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tevens had hij geen rijbewijs, wat een vereiste was voor het besturen van het voertuig. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden, naast een geldboete en een voorwaardelijke hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden. Daarnaast is er een voorwaardelijke hechtenis van twee weken opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete is afgewezen. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het strafrechtelijk verleden van de verdachte, die eerder al voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en zonder rijbewijs, en de impact daarvan op de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004117-19
Uitspraak d.d.: 6 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 juli 2019 met parketnummer 96-099337-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-137834-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om ten aanzien van feit 1 een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden. Ten aanzien van feit 2 heeft de advocaat-generaal gevorderd om een voorwaardelijke hechtenis op te leggen voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren. In het geval de vordering tot tenuitvoerlegging niet zal worden toegewezen in de andere strafzaak van verdachte vordert de advocaat-generaal om deze toe te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 veroordeeld en hem ten aanzien van feit 1 een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden. Ten aanzien van feit 2 heeft de politierechter een geldboete van € 400,- opgelegd en een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete van
€ 300,- toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Oldebroekerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 24 april 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
2.
hij op 24 april 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Oldebroekerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, zonder dat aan hem een daarvoor vereist rijbewijs was afgegeven, besturen van een auto onder invloed van alcohol en aan het rijden zonder rijbewijs. Hij heeft door zijn handelwijze de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 september 2020 waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en voor het rijden zonder rijbewijs. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom onder invloed van alcohol en zonder rijbewijs een auto te besturen. Hij trekt zich klaarblijkelijk weinig aan van de eerdere straffen die hem voor soortgelijke feiten zijn opgelegd. Het hof neemt dit in strafverhogende zin mee.
De raadsman heeft ter zitting van het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof gaat hierin echter gezien de aard en de ernst van de feiten en tevens in aanmerking genomen verdachtes strafrechtelijk verleden, niet mee.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof ten aanzien van feit 1 namelijk van oordeel dat de door de eerste rechter en de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden is. Het hof zal deze straf aan verdachte opleggen. Daarnaast is het uit het oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor enige tijd wordt ontzegd. Ten aanzien van feit 2 acht het hof een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken passend en geboden. Het hof zal ook die straf aan verdachte opleggen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 9 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke geldboete, parketnummer 05-137834-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96-099337-19 onder 1 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 24 april 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 9 oktober 2018, parketnummer 05-137834-18, voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 300,-.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 6 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.