Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 5 november 2020 inzake de klachten van:
[namen klagers]
klagers,
beklaagden.
Het procesverloop
De motivering
De inhoud van de klacht
[slachtoffer] heeft geleid op 30 juni 2016 te [plaats] .
Bij de behandeling in hoger beroep heeft [verdachte 1] verzocht om opnieuw een verklaring af te leggen bij de politie. Dit verhoor heeft op 21 november 2018 plaatsgevonden en hierbij heeft [verdachte 1] onder meer het volgende verklaard:
- hij was zelf niet aanwezig bij de woningoverval in [plaats] ;
- [namen] en beklaagde [beklaagde 1] hebben wel meegedaan;
- beklaagde [beklaagde 3] was de tipgever;
- [beklaagde 2] was bij de voorbereiding en het maken van de plannen aanwezig.
Verder verklaarde [verdachte 1] dat hij in de avond van 29 juni 2016 naar de parkeerplaats in Pijnacker is gereden om gereedschap en tape naar [verdachte 2] te brengen en dat hij daar [beklaagde 2] en [beklaagde 3] in een Mercedes C63 aan zag komen rijden.
[beklaagde 1] is op 8 mei 2019 als verdachte gehoord en heeft verklaard dat hij niks met de woningoverval in [plaats] te maken heeft.
[verdachte 4] , [verdachte 3] en [verdachte 2] zijn respectievelijk op 16 april, 1 mei en 20 mei 2019 nader gehoord en verklaarden dat het verhaal van [verdachte 1] bestaat uit leugens dan wel onzin.
Verder heeft er nog een reconstructie plaatsgevonden en zijn de telecom- en historische gegevens opnieuw bekeken om het door [verdachte 1] opgegeven alternatieve scenario te kunnen beoordelen. Hieruit is naar voren gekomen dat de latere verklaringen van [verdachte 1] op meerdere onderdelen weerlegd kunnen worden. Het is niet gelukt [beklaagde 3] te horen en evenmin om de personalia van getuige [naam 2] te achterhalen om haar nogmaals als getuige te horen.
Gewezen wordt op de verklaring van [verdachte 1] in een zeer vroeg stadium, waaruit blijkt dat er meer dan de vier verdachten bij de woningoverval betrokken waren. Dit volgt ook uit een tapgesprek van de telefoon van verdachte [verdachte 4] en uit het feit dat het openbaar ministerie er vanuit gaat dat er twee auto's naar [plaats] zijn afgereisd, waarbij [beklaagde 1] en [verdachte 1] in één auto zaten en [verdachte 4] in een andere auto zat. Uit de telecom- en historische gegevens volgt onder meer dat er in de nacht van de woningoverval sprake is geweest van een (poging tot) telefonisch contact tussen [verdachte 4] en alle drie de beklaagden en hun toestellen straalden in de ochtend na de woningoverval de mast in Pijnacker aan.
De verklaring van [beklaagde 1] dient als kennelijk leugenachtig te worden beschouwd, nu hij stelt de betrokken personen niet te kennen, terwijl hij een dag voor de overval bij het tankstation in de aanwezigheid was van [verdachte 1] en/of [beklaagde 2] (of [verdachte 3] ) en meermalen is gezien met [beklaagde 3] en [beklaagde 2] .
Deze aanwijzingen met de latere verklaring van [verdachte 1] , waarin hij over de rol van beklaagden heeft verklaard, maken in ieder geval dat nader onderzoek naar de betrokkenheid van beklaagden opportuun is. Dit onderzoek zou volgens de advocate uit de volgende handelingen kunnen bestaan:
- het nader horen als getuige dan wel verhoren als verdachte van [naam 3] , de vriendin van [beklaagde 2] , gelet op het feit dat [beklaagde 3] en [beklaagde 2] in de ochtend van de woningoverval met [namen] in de woning van [naam 3] waren en gelet op de verklaring van [naam 5] , de vriendin van [verdachte 3] ;
- het nader onderzoeken van de beelden van een eerdere inbraak in [plaats] , waarop [beklaagde 3] door een wijkagent is herkend, door middel van biometrie;
- het nader onderzoeken van de aangetroffen schoensporen in de tuin onder het balkon;
- het nader horen van [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 4] over de rol van beklaagden, omdat zij aanvankelijk zwegen maar inmiddels wel bereid zijn (geweest) te verklaren en zijn veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf;
- het nader horen van de getuigen [naam 4] en/of [naam 2] en/of [naam 5] , nu zij minder druk zullen ervaren van de veroordeelden.
Naar het oordeel van het hof heeft het openbaar ministerie het (vervolg)onderzoek op basis van de aanwezige aanwijzingen zo volledig als redelijkerwijs mogelijk opgepakt, maar heeft dit onderzoek onvoldoende belastend materiaal ten aanzien van de beklaagden opgeleverd. Het openbaar ministerie stelt zich terecht op het standpunt, dat er geen redelijke verwachtingen zijn dat de door de advocate verzochte onderzoekshandelingen nieuwe feiten zullen opleveren.