ECLI:NL:GHARL:2020:9107

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
K18-210563 en 19-210795
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing klachten inzake uitblijven strafvervolging woningoverval met dodelijke afloop

Op 5 november 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaken K18-210563 en 19-210795, waarin klachten zijn ingediend over het uitblijven van strafvervolging tegen bepaalde beklaagden in verband met een woningoverval die op 30 juni 2016 heeft geleid tot het overlijden van een slachtoffer. De klachten zijn ingediend door de slachtoffers, vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. L.J. Meijering. De klachten zijn op 20 juli 2018 en 14 oktober 2019 bij het hof ingediend. Het hof heeft eerder al een beschikking gegeven waarin het openbaar ministerie werd verzocht om een schriftelijk verslag van het onderzoek te doen. Tijdens de zitting op 5 november 2020 heeft de advocaat-generaal, mr. S.H.G. du Fossé, het standpunt ingenomen dat er onvoldoende bewijs is om de beklaagden te vervolgen.

De klachten richten zich tegen de beslissing van de officier van justitie om de beklaagden niet te vervolgen. Het hof heeft vastgesteld dat er weliswaar aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van de beklaagden bij de woningoverval, maar dat het onderzoek niet voldoende belastend materiaal heeft opgeleverd om tot vervolging over te gaan. De verklaringen van de verdachte [verdachte 1] zijn op meerdere onderdelen weerlegd en er is geen ander bewijs dat de betrokkenheid van de beklaagden ondersteunt. Het hof concludeert dat het openbaar ministerie het onderzoek naar de beklaagden zo volledig mogelijk heeft uitgevoerd, maar dat er geen redelijke verwachtingen zijn dat verdere onderzoekshandelingen nieuwe feiten zullen opleveren.

Uiteindelijk heeft het hof de klachten afgewezen, met de overweging dat er onvoldoende bewijs is om de beklaagden te vervolgen. De beslissing is genomen door de rechters E. de Witt, J. Hielkema en A.J. Rietveld, in aanwezigheid van griffier mr. C.A. Verstraaten.

Uitspraak

Klachtnummer 18/210563 en 19/210795

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Beschikking d.d. 5 november 2020 inzake de klachten van:

[namen klagers]

woonplaats kiezende ten kantore van mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen,
hierna te noemen
klagers,
ter zake van het uitblijven van een strafvervolging tegen
[namen beklaagden] ,
hierna te noemen
beklaagden.

Het procesverloop

De klachten zijn bij het hof binnengekomen op 20 juli 2018 en 14 oktober 2019.
Ingevolge de beschikking van dit hof d.d. 30 juli 2018 en 23 oktober 2019 heeft de advocaat-generaal, onder overlegging van de processtukken, schriftelijk verslag gedaan.
[klager 1] en de advocaat van klager zijn op 23 september 2020 door één van de leden van het hof in raadkamer gehoord.
Namens het openbaar ministerie is de advocaat-generaal, mr. S.H.G. du Fossé, verschenen.

De motivering

De inhoud van de klacht

1. De klachten richten zich tegen de beslissing van de officier van justitie om beklaagden niet te vervolgen ter zake van, dan wel geen nader onderzoek te verrichten naar betrokkenheid bij, de woningoverval die tot het overlijden van
[slachtoffer] heeft geleid op 30 juni 2016 te [plaats] .
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzoek is verricht en dat dit tot onvoldoende bewijs heeft geleid ten aanzien van de betrokkenheid van beklaagden bij de overval, zodat de klachten dienen te worden afgewezen.
Beoordeling
2. Ter zake van het feit waarop de klacht betrekking heeft, is op 30 juni 2016 het Team Grootschalige Opsporing [plaats] van de politie Eenheid Noord-Nederland met het onderzoek gestart. Hierbij zijn vier verdachten (hierna ook: [namen] ) als uitvoerders en de drie beklaagden (hierna ook: [namen beklaagden] ) als voorbereiders/tipgevers van de woningoverval aangemerkt. [namen] zijn op basis van de resultaten van dit onderzoek vervolgd en door de rechtbank veroordeeld.
Bij de behandeling in hoger beroep heeft [verdachte 1] verzocht om opnieuw een verklaring af te leggen bij de politie. Dit verhoor heeft op 21 november 2018 plaatsgevonden en hierbij heeft [verdachte 1] onder meer het volgende verklaard:
- hij was zelf niet aanwezig bij de woningoverval in [plaats] ;
- [namen] en beklaagde [beklaagde 1] hebben wel meegedaan;
- beklaagde [beklaagde 3] was de tipgever;
- [beklaagde 2] was bij de voorbereiding en het maken van de plannen aanwezig.
Verder verklaarde [verdachte 1] dat hij in de avond van 29 juni 2016 naar de parkeerplaats in Pijnacker is gereden om gereedschap en tape naar [verdachte 2] te brengen en dat hij daar [beklaagde 2] en [beklaagde 3] in een Mercedes C63 aan zag komen rijden.
Op 15 maart en 4 april 2019 is [verdachte 1] nader gehoord en heeft hij onder meer verklaard dat hij met [verdachte 3] en beklaagde [beklaagde 1] in een Golf 5 zat toen zij richting het noorden reden in de nacht van 30 juni 2016. Ook was hij die nacht op de parkeerplaats in Pijnacker aanwezig waar hij [beklaagde 3] , [beklaagde 1] en anderen zag. Hij heeft later van [naam 1] gehoord dat [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 4] met een Golf 5 naar de klus zijn gegaan, waarin [beklaagde 1] hun zou hebben gewacht. Ook heeft hij uit de opmerkingen van [verdachte 3] opgemaakt dat [beklaagde 1] er iets mee te maken had.
3. Naar aanleiding van de verklaring van [verdachte 1] heeft er een vervolgonderzoek plaatsgevonden. Er zijn meerdere onderzoekshandelingen verricht ter verificatie van de verklaring van [verdachte 1] en om de rol van beklaagden te kunnen duiden. Op basis van dit nadere onderzoek kan worden aangenomen dat [verdachte 1] en [verdachte 3] en [beklaagde 1] samen met [beklaagde 2] in de nacht voor de woningoverval aanwezig waren bij een tankstation in Rijswijk in een zwarte VW Golf met een Belgisch kenteken. Dit was dezelfde auto die een aantal uren voor de woningoverval in [plaats] reed. Ook is gebleken dat [beklaagde 2] omstreeks 29 en 30 juni 2016 de beschikking had over een gehuurde Mercedes C63.
[beklaagde 1] is op 8 mei 2019 als verdachte gehoord en heeft verklaard dat hij niks met de woningoverval in [plaats] te maken heeft.
[verdachte 4] , [verdachte 3] en [verdachte 2] zijn respectievelijk op 16 april, 1 mei en 20 mei 2019 nader gehoord en verklaarden dat het verhaal van [verdachte 1] bestaat uit leugens dan wel onzin.
Verder heeft er nog een reconstructie plaatsgevonden en zijn de telecom- en historische gegevens opnieuw bekeken om het door [verdachte 1] opgegeven alternatieve scenario te kunnen beoordelen. Hieruit is naar voren gekomen dat de latere verklaringen van [verdachte 1] op meerdere onderdelen weerlegd kunnen worden. Het is niet gelukt [beklaagde 3] te horen en evenmin om de personalia van getuige [naam 2] te achterhalen om haar nogmaals als getuige te horen.
Het vervolgonderzoek heeft volgens het openbaar ministerie niet tot nieuw belastend materiaal geleid wat zou kunnen leiden tot een veroordeling van beklaagden, zodat de zaken tegen beklaagden (opnieuw) zijn geseponeerd. [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 4] zijn vervolgens door het hof veroordeeld.
4. Door de advocaat van klagers is ter zitting van het hof een pleitnota overgelegd, die zal worden toegevoegd aan het dossier. Zakelijk weergegeven stelt zij zich op het standpunt dat er voldoende aanwijzingen zijn om beklaagden te vervolgen dan wel nader onderzoek naar hun betrokkenheid te verrichten. Het onderzoek naar aanleiding van de latere verklaring van [verdachte 1] is onvoldoende gericht geweest op de rol van de drie beklaagden bij de woningoverval.
Gewezen wordt op de verklaring van [verdachte 1] in een zeer vroeg stadium, waaruit blijkt dat er meer dan de vier verdachten bij de woningoverval betrokken waren. Dit volgt ook uit een tapgesprek van de telefoon van verdachte [verdachte 4] en uit het feit dat het openbaar ministerie er vanuit gaat dat er twee auto's naar [plaats] zijn afgereisd, waarbij [beklaagde 1] en [verdachte 1] in één auto zaten en [verdachte 4] in een andere auto zat. Uit de telecom- en historische gegevens volgt onder meer dat er in de nacht van de woningoverval sprake is geweest van een (poging tot) telefonisch contact tussen [verdachte 4] en alle drie de beklaagden en hun toestellen straalden in de ochtend na de woningoverval de mast in Pijnacker aan.
De verklaring van [beklaagde 1] dient als kennelijk leugenachtig te worden beschouwd, nu hij stelt de betrokken personen niet te kennen, terwijl hij een dag voor de overval bij het tankstation in de aanwezigheid was van [verdachte 1] en/of [beklaagde 2] (of [verdachte 3] ) en meermalen is gezien met [beklaagde 3] en [beklaagde 2] .
Deze aanwijzingen met de latere verklaring van [verdachte 1] , waarin hij over de rol van beklaagden heeft verklaard, maken in ieder geval dat nader onderzoek naar de betrokkenheid van beklaagden opportuun is. Dit onderzoek zou volgens de advocate uit de volgende handelingen kunnen bestaan:
- het nader horen als getuige dan wel verhoren als verdachte van [naam 3] , de vriendin van [beklaagde 2] , gelet op het feit dat [beklaagde 3] en [beklaagde 2] in de ochtend van de woningoverval met [namen] in de woning van [naam 3] waren en gelet op de verklaring van [naam 5] , de vriendin van [verdachte 3] ;
- het nader onderzoeken van de beelden van een eerdere inbraak in [plaats] , waarop [beklaagde 3] door een wijkagent is herkend, door middel van biometrie;
- het nader onderzoeken van de aangetroffen schoensporen in de tuin onder het balkon;
- het nader horen van [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 4] over de rol van beklaagden, omdat zij aanvankelijk zwegen maar inmiddels wel bereid zijn (geweest) te verklaren en zijn veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf;
- het nader horen van de getuigen [naam 4] en/of [naam 2] en/of [naam 5] , nu zij minder druk zullen ervaren van de veroordeelden.
5. Het hof stelt vast dat er aanknopingspunten waren om te veronderstellen dat beklaagden betrokken zijn geweest bij de woningoverval. Dit is voor het openbaar ministerie dan ook aanleiding geweest om hen in eerste instantie als tipgevers/voorbereiders aan te merken. Op basis van het onderzoek is echter onvoldoende komen vast te staan dat zij daadwerkelijk betrokken zijn geweest bij de woningoverval en is niet duidelijk geworden wat hun rol is geweest. Hoewel aan de hand van de telecom- en historische gegevens een link te leggen is tussen beklaagden en [namen] op data en tijdstippen rondom de woningoverval en beklaagden ook zijn te plaatsen op bepaalde locaties in die periode, kan hiermee hun daadwerkelijke betrokkenheid bij de woningoverval nog niet worden vastgesteld. Ten aanzien van wat hun rol of aandeel in het geheel zou zijn geweest is er slechts de later afgelegde verklaring van [verdachte 1] . Uit nader onderzoek is echter gebleken dat deze verklaring op meerdere onderdelen kan worden weerlegd en ten aanzien van wat hij over beklaagden heeft verklaard niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De inhoud van de verklaring van [verdachte 1] wordt door [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 4] weersproken en zij hebben niet belastend over de beklaagden verklaard, zodat het niet in de verwachting ligt dat zij dat alsnog zouden gaan doen.
Naar het oordeel van het hof heeft het openbaar ministerie het (vervolg)onderzoek op basis van de aanwezige aanwijzingen zo volledig als redelijkerwijs mogelijk opgepakt, maar heeft dit onderzoek onvoldoende belastend materiaal ten aanzien van de beklaagden opgeleverd. Het openbaar ministerie stelt zich terecht op het standpunt, dat er geen redelijke verwachtingen zijn dat de door de advocate verzochte onderzoekshandelingen nieuwe feiten zullen opleveren.
6. Gelet op het voorgaande worden de klachten afgewezen.

De beslissing

Het gerechtshof:
wijst de klachten af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Witt, J. Hielkema en A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten als griffier.