Uitspraak
[appellant],
de curator,
de provincie,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], de voormalige bestuurder van de failliete vennootschap Terpburg B.V., tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De provincie Fryslân had in het faillissement van Terpburg een vordering ingediend ter hoogte van € 3.310,44, voortvloeiend uit proceskostenveroordelingen in kort gedingprocedures. De rechtbank had deze vordering erkend en [appellant] en Jurisol B.V. in de proceskosten veroordeeld.
[Appellant] betwist de vordering en stelt dat de proceskostenveroordelingen niet meer verschuldigd zijn, omdat in een andere procedure Terpburg grotendeels in het gelijk is gesteld. Het hof oordeelt echter dat de proceskostenveroordelingen in kort geding niet worden vernietigd door een andersluidende beslissing in de bodemprocedure. Het hof benadrukt dat de beslissing in kort geding een tijdelijke maatregel is en dat de proceskostenveroordelingen van kracht blijven, aangezien Terpburg geen hoger beroep heeft ingesteld tegen deze veroordelingen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] en de curator in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten worden vastgesteld op € 726,- voor verschotten en € 2.277,- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 3 november 2020 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.