ECLI:NL:GHARL:2020:8950

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
21-002569-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verboden wapenbezit met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1966 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 juli 2020, waarin de politierechter de verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de gevangenisstraf heeft vastgesteld op vier maanden, eveneens met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht na een politiecontrole op 16 juli 2020, waarbij de verdachte met een geladen vuurwapen en munitie werd aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden had. De verdachte heeft in hoger beroep zijn verweer gevoerd, maar het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de strafmaat bepaald op vier maanden, rekening houdend met de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de verdachte niet alleen schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar ook de strafbaarheid van de verdachte bevestigd, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke risico's van verboden wapenbezit en de noodzaak van normhandhaving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002569-20
Uitspraak d.d.: 3 november 2020
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 juli 2020 met het parketnummer 18-185192-20 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 20 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met dien verstande dat de duur van de gevangenisstraf zal zijn vier maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest, en dat óók de in beslag genomen munitie zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. K.E. Wielenga, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde delict - het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de politierechter de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en is de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
Het gerechtshof zal dat vonnis om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2020, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een scherp (semi-automatisch) vuurwapen, (te weten een tot scherp vuurwapen omgebouwd gasalarm-vuurwapen), van het merk [merk] , type [nummer] , (kaliber is nog in onderzoek), met een patroonhouder en twee stuks munitie zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

De bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde delict heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2020 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een scherp (semi-automatisch) vuurwapen, te weten een tot scherp vuurwapen omgebouwd gasalarmvuurwapen, van het merk [merk] , type [nummer] , met een patroonhouder en twee stuks munitie, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dat delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit. Verboden wapenbezit brengt voor de maatschappij onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich mee;
  • de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ter zake van delicten ingevolge de Wet wapens en munitie. In het geval van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III onder 1 van die wet kan in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden worden opgelegd. Als strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren kunnen daarbij in aanmerking worden genomen:
- het vuurwapen is geladen;
- het vuurwapen is voorzien van een geluiddemper;
- het wapen is onder handbereik in een voertuig;
- het wapen of de munitie werd in het openbaar (op straat, in een winkel of een uitgaansgelegenheid, in het openbaar vervoer of tijdens een evenement) gedragen;
- het wapen of de munitie werd op een vliegveld of aan boord van een vliegtuig (over)gedragen;
- er is sprake van scherpe munitie die zodanig is bewerkt dat daarmee gro(o)t(er) letsel kan worden toegebracht;
- het wapen is niet met eenvoudige middelen weer bruikbaar te maken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht
geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdacht eerder diverse keren is veroordeeld ter zake van het plegen van soortgelijke delicten en dat die veroordelingen onherroepelijk zijn. Dit pleit niet in zijn voordeel, nu deze eerdere bestraffingen de verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te plegen. Daarnaast is de verdachte talloze keren veroordeeld ter zake van het plegen van vermogensdelicten en is aan hem inmiddels voor de vierde keer de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Wanneer het gerechtshof de hierboven genoemde strafverzwarende en strafverminderende
factoren nader beschouwt is het volgende van belang.
De verdachte liep in de binnenstad van [plaats] met een vuurwapen en munitie. Op het moment dat de politie dit vuurwapen heeft aangetroffen was dit vuurwapen doorgeladen.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof de oplegging van de door de verdediging bepleite gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Gelet op al het bovenstaande, bezien in onderlinge samenhang, en vanuit een oogpunt van normhandhaving en vergelding, acht het gerechtshof passend en geboden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Concreet dient dit te leiden tot de opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke opgelegde vrijheidsstraf, namelijk op 12 november 2020.

In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is in beslag genomen het in de tenlastelegging genoemde vuurwapen, alsmede drie patronen.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde delict is begaan met betrekking tot die in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke opgelegde vrijheidsstraf.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een vuurwapen van het merk [merk] [nummer] en drie patronen.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 3 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Versteeg is buiten staat dit arrest te ondertekenen.