Uitspraak
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
- de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] zal afwijzen;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] gedeeltelijk zal toewijzen, tot het bedrag van de gevorderde materiële schade van € 193,- vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergodingsmaatregel zal opleggen;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] voor het overige zal afwijzen.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Oplegging van straf
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van PGB-fraude, ten koste van kwetsbare personen die zichzelf niet in staat hebben geacht hun geld te beheren en dat in vertrouwen hebben overgelaten aan de verdachte. Daarmee heeft de verdachte het vertrouwen dat de gedupeerden in hem hebben gesteld op ernstige wijze geschonden. Daarnaast heeft de verdachte het algemene vertrouwen in het maatschappelijk functioneren van het PGB-systeem aangetast;
- de omstandigheid dat het totale benadelingsbedrag bijna € 400.000,- bedraagt;
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ter zake van fraude. In het geval dat bij een fraudedelict, zoals verduistering, sprake is van een benadelingsbedrag tussen € 250.000,- en
Vorderingen van de benadeelde partijen
Beoordeling
- a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
- b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
- c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]
€ 50,00 (vijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.