ECLI:NL:GHARL:2020:8947

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
21-001389-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal in vereniging met geweld en medeplegen van afpersing tijdens een overval op een tabakswinkel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van een eendaadse samenloop van diefstal in vereniging met geweld en medeplegen van afpersing, gepleegd tijdens een overval op een tabakswinkel op 6 november 2018 in Bennekom. De verdachte heeft samen met anderen de winkel overvallen, waarbij hij een hamer gebruikte en de winkelmedewerkster, [benadeelde 1], heeft bedreigd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en had schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en geestelijke gezondheid. De verdachte heeft zelfinzicht en normbesef getoond, wat heeft geleid tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met schadevergoedingen van € 2.795,20 en € 1.703,40.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001389-19
Uitspraak d.d.: 29 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2019 met parketnummer 05-720405-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. W. Oosterbaan-van Veen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is toegewezen tot een bedrag van
€ 2.795,20 met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is toegewezen tot een bedrag van 1.703,40 met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met wettelijke rente.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 november 2018 te Bennekom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een geldbedrag van ongeveer 392,25 euro en/of
-een of meerdere pakje(s) sigaretten
-een of meerdere pakje(s) shag,
in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] , heeft weggenomen in/uit een (tabak)winkel gelegen aan [adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-met geheel bedekte gezichten (bivakmutsen) en een hamer de winkel binnen te gaan en/of
-(dreigend) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'geld, geld', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-die [benadeelde 1] te bevelen om te gaan liggen, in elk geval (dreigend) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'liggen, liggen', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(tijdens de vlucht) tegen de fiets van die [benadeelde 4] te trappen en/of schoppen;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2018 te Bennekom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een geldbedrag van ongeveer 392,25 euro en/of
-een of meerdere pakje(s) sigaretten
-een of meerdere pakje(s) shag,
in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door:
-met geheel bedekte gezichten (bivakmutsen) en een hamer de winkel binnen te gaan en/of
-(dreigend) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'geld, geld', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-die [benadeelde 1] te bevelen om te gaan liggen, in elk geval (dreigend) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'liggen, liggen', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft bekend dat hij op 6 november 2018 samen met anderen een tabakswinkel in Bennekom heeft overvallen en daar sigaretten, shag en een geldbedrag heeft weggenomen. Verdachte had een hamer bij zich en heeft de winkelmedewerkster, [benadeelde 1] , bedreigd. Tijdens de vlucht heeft hij tegen de fiets van [benadeelde 4] getrapt.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks06 november 2018 te Bennekom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
-een geldbedrag van ongeveer 392,25 euro en
/of
-
een ofmeerdere pakje
(s
)sigaretten
-
een ofmeerdere pakje
(s
)shag,
in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
)toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3]
en/of [benadeelde 1], heeft weggenomen
in/uit een (tabak)winkel gelegen aan [adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en
/ofgevolgd van geweld tegen [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzijde vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
-met
geheelbedekte gezichten
(bivakmutsen)en een hamer de winkel binnen te gaan en
/of
-
(dreigend
)tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'geld, geld'
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
-
die [benadeelde 1] te bevelen om te gaan liggen, in elk geval (dreigend
)tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'liggen, liggen'
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
-
(tijdens de vlucht
)tegen de fiets van die [benadeelde 4] te trappen
en/of schoppen;
2.
hij op
of omstreeks06 november 2018 te Bennekom, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een geldbedrag van ongeveer 392,25 euro en
/of
-
een ofmeerdere pakje
(s
)sigaretten
-
een ofmeerdere pakje
(s
)shag,
in elk geval enig goed/geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde 3]
en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),door:
-met
geheelbedekte gezichten
(bivakmutsen)en een hamer de winkel binnen te gaan en
/of
-
(dreigend
)tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'geld, geld',
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
-die [benadeelde 1] te bevelen om te gaan liggen, in elk geval
(dreigend
)tegen die [benadeelde 1] te zeggen: 'liggen, liggen'
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

diefstal in vereniging, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en gevolgd van geweld om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
en
medeplegen van afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden als bij vonnis waarvan beroep zijn opgelegd.
Tevens verzocht de advocaat-generaal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 2.795,20, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 2.106,62, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevangenisstraf, met name het onvoorwaardelijke deel, te matigen. De vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen zoals de rechtbank dat heeft gedaan.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een brutale overval op een winkel. Verdachte en zijn mededaders zijn met bedekt gezicht naar binnen gegaan. Verdachte had een hamer bij zich. [benadeelde 1] werd bedreigd en werd gedwongen geld af te geven en op de grond te gaan liggen. De bewezenverklaarde feiten hebben op [benadeelde 1] een grote impact gehad en hebben dat nog steeds. Zij kampt nog steeds met psychische en ook fysieke klachten als gevolg daarvan. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [benadeelde 1] bang was toen zij op de grond lag.
Het betreft ernstige feiten waarvoor op zich een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer op zijn plaats zou zijn, maar gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof volstaan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 120 uren.
Het hof overweegt hiertoe dat verdachte pas net meerderjarig was toen hij het tenlastegelegde pleegde. Uit de over verdachte opgemaakte PJ-rapportage van 18 februari 2019 blijkt dat verdachte kampt met een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over. Als positieve punten wordt benoemd dat verdachte zelfinzicht en normbesef heeft en het laakbare van zijn gedrag inziet.
Verder blijkt uit het rapport dat verdachte aan PTSS lijdt en dat hij daarvoor onder behandeling is bij de Pi-groep. Hij krijgt EMDR-therapie waar hij baat bij heeft. Het hof acht het van belang dat deze behandeling niet wordt doorbroken door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij de strafbepaling mede in aanmerking genomen dat er op initiatief van verdachte een gesprek tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden waarbij verdachte zijn excuses heeft aangeboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.795,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Door de verdediging is geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing van het in eerste aanleg toegewezen bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.106,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.703,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Door de verdediging is geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing van het in eerste aanleg toegewezen bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
281 (tweehonderdeenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.795,20 (tweeduizend zevenhonderdvijfennegentig euro en twintig cent) bestaande uit € 795,20 (zevenhonderdvijfennegentig euro en twintig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.795,20 (tweeduizend zevenhonderdvijfennegentig euro en twintig cent) bestaande uit € 795,20 (zevenhonderdvijfennegentig euro en twintig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 6 november 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.703,40 (duizend zevenhonderddrie euro en veertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.703,40 (duizend zevenhonderddrie euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 november 2018.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M.J.C. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 29 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.