In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2019, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 3 te [Z] voor het jaar 2018 door de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente was vastgesteld op € 387.000. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende is van mening dat de vastgestelde waarde te hoog is en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de waarde tot € 366.000. De heffingsambtenaar daarentegen concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Tijdens de zitting op 3 september 2020, die via videobellen plaatsvond, heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende heeft gemotiveerd dat de waarde van de onroerende zaak lager zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar zijn standpunt onderbouwde met taxatierapporten. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld, door te verwijzen naar vergelijkingsobjecten en de taxatierapporten die zijn overgelegd.
Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak correct heeft vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende zijn om tot een andere conclusie te komen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.