In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2018, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen een informatieverzoek van de Inspecteur van de Belastingdienst werd afgewezen. De Inspecteur had belanghebbende verzocht om nadere gegevens over specifieke zorgkosten die hij in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 had opgegeven. Belanghebbende maakte bezwaar tegen dit informatieverzoek en vroeg om een mondelinge toelichting. De Inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het informatieverzoek geen voor bezwaar vatbare beschikking was. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het Hof stelde vast dat op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het informatieverzoek geen bezwaar kon worden ingediend. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur niet verplicht was om belanghebbende te horen, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank had dan ook terecht het beroep ongegrond verklaard. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken om vergoeding van griffierecht en proceskosten af.